„Corruptie houdt miljoenen gevangen”
CARACAS - Arme mensen blijven het grootste slachtoffer van corruptie door ambtenaren en politici. Tien jaar na het uitroepen van het Inter-Amerikaans Verdrag tegen Corruptie, dat door 33 Amerikaanse staten is aanvaard, hebben strenge wetten nauwelijks verbetering gebracht. Experts pleiten voor „sterke en onafhankelijke instellingen.”
„Corruptie houdt miljoenen mensen gevangen in armoede.” Dat zegt Huguette Labelle, de Canadese voorzitter van Transparency International (TI), dat begin deze week op een symposium in de Venezolaanse hoofdstad Caracas de tiende verjaardag herdacht van het Inter-Amerikaans Verdrag tegen Corruptie (IACAC). Dit verdrag werd, op voorstel van Venezuela, op 29 maart 1996 door 33 landen van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) aanvaard.Het IACAC was het eerste internationale akkoord dat de strijd met corruptie aanbond. Het verplichtte de politieke partijen er onder meer toe beleidsstandaarden te aanvaarden voor een „correcte, eervolle invulling van publieke functies” en wetten uit te vaardigen om corrupte overheidsfunctionarissen streng te kunnen bestraffen.
Tien jaar na dato oogt het resultaat echter mager. Volgens de corruptie-index van Transparency International is Haïti niet alleen het armste land op het Amerikaanse continent, maar ook het meest corrupte land (plaats 163). Ecuador en Venezuela volgen op een weinig eervolle 138e plaats. Chili en de Verenigde Staten zijn de beste leerlingen van de Amerikaanse klas, op een gedeelde twintigste plaats.
De afgelopen jaren heeft Labelle al meermalen gewaarschuwd voor de gevaren van verrijking en corruptie door ambtenaren. Corruptie ondermijnt het democratisch bestel en hoe corrupter de overheid, hoe groter de armoede in het land is, zegt ze.
Labelle haalde onder meer het -anonieme- voorbeeld aan van een land waar het gemiddelde gezinsinkomen 250 dollar per maand bedraagt, maar de mensen 40 procent van hun inkomen kwijt zijn aan steekpenningen en omkoperij om hun kinderen naar school te kunnen sturen, om in het ziekenhuis te worden opgenomen of om een bedrijf te kunnen starten.
Deze week nog veegde ze gastland Venezuela de mantel uit, een land dat vandaag de dag vier keer meer inkomsten haalt uit olie dan eind jaren negentig. Bij zijn aantreden beloofde president Hugo Chavez te vechten tegen „inefficiënt bestuur, bureaucratie en corruptie”, maar volgens Labelle legt hij de waarschuwingen van TI steeds naast zich neer.
„In Latijns-Amerika nemen omkoperij en administratieve fraude schandalige proporties aan”, zeggen de Argentijnse advocaat Carlos Manfroni en de activist Carlos March. „Het IACAC is een nuttig middel, maar we moeten niet goedgelovig zijn: het is een politiek akkoord dat ondertekend is door politieke leiders die zelf in corruptie verwikkeld zijn, zoals de voormalige Argentijnse president Carlos Menem.”
Wat in de strijd tegen corruptie écht nodig is, zijn sterke en onafhankelijke instellingen en een betere bewustwording en opvoeding op school. „Het is noodzakelijk om te vertellen hoe mensen het slachtoffer van corruptie worden”, zegt Labelle.
March gaat nog verder. „Het volk moet opnieuw betrokken worden bij de transformatie van de staat”, zegt hij. „We moeten de instellingen van de politici teruggeven aan het volk, aan wie ze toebehoren. De ngo’s moeten hun handen vuil maken, berekende risico’s nemen en aan de politiek deelnemen, om zo de logica van het politieke bestel beter te begrijpen.”