Te veel auto’s, te weinig asfalt
Vrijwel dagelijks schuifelen hordes automobilisten over de snelweg. De meeste Nederlanders doorstaan die kwelling manmoedig. Een enkeling vliegt uit de bocht. Met de inzet van spitsteams probeert het Korps landelijke politiediensten (KLPD) het fileleed te verzachten.
Hoofddoel van een spitsteam is het verkeer zo rustig en veilig mogelijk te laten rijden, stelt Joop van Roest. Hij surveilleert al bijna dertig jaar namens de KLPD. „Wanneer iedereen een gelijke snelheid aanhoudt, wordt de capaciteit van de weg beter benut.”Een spitsteam, dat uit twee of drie auto’s bestaat, probeert de verkeersstroom actief te beïnvloeden, legt Van Roest uit. „Door zich gewoon te laten zien of door middel van opzwaaien, om duidelijk te maken dat aansluiten zinvol is. Een ander middel is blokrijden. Wanneer er nog een zekere vaart in de drukke verkeersstroom zit, gaan we met een constante snelheid midden op de weg rijden. Alle auto’s achter ons worden zo gedwongen die vaste snelheid aan te houden. De praktijk leert dat een file dankzij blokrijden minder aangroeit en sneller oplost.”
De A50 tussen de knooppunten Grijsoord en Ewijk stroomt in rap tempo vol. „Te veel auto’s, te weinig asfalt”, concludeert Van Roest. „Zoals meestal het geval is.” Veelvuldig rijdt de surveillant op de vluchtstrook. Met een rustig gangetje koerst Van Roest langs de file, met ingeschakeld zwaailicht. „Harder dan 50 gaan we niet, veiligheid telt. Rustig meehobbelen heeft een positief effect op het rijgedrag.”
Met name bij in- en uitvoegstroken stokt het verkeer. „Juist op dit soort plekken moet iedereen elkaar ruimte gunnen.” Om dit af te dwingen parkeert Van Roest zijn Volvo op het witte vlak tussen de toeritten. Binnen een minuut stroomt het verkeer beter door, vooral doordat automobilisten zich hoffelijker opstellen.
Ontsnappingsroute
Een grijze Mercedes rijdt tot het einde van de invoegstrook en manoeuvreert zich tussen twee vrachtwagens. „Hier ontstond een gevaarlijke situatie”, merkt Van Roest op. „De vrachtwagenchauffeur kon de automobilist niet zien, omdat de Mercedes naast zijn cabine reed. De kans is groot dat hij gas geeft om het gat met de wagen voor hem te dichten, terwijl de personenauto in wil voegen. Dat heeft niets te maken met elkaar dwars zitten. Het is dus verstandig pas in te voegen wanneer je ten minste met de helft van je auto voorbij een vrachtwagen bent.”
Van Roest heeft nog meer adviezen in petto. „Zorg altijd voor een ontsnappingsroute. Blijf niet naast een vrachtauto rijden, want dan kun je bij problemen alleen maar richting middenberm uitwijken. Blijf sowieso niet onnodig links rijden. Het is opvallend hoeveel gaten er op de rechterrijstrook vallen als het verkeer nog vaart heeft. Blijkbaar benutten automobilisten die ruimte niet, bang dat ze niet meer op de linkerrijbaan worden gelaten.”
Waar mogelijk wijkt Van Roest wél uit naar rechts, „om het goede voorbeeld te geven.” Tevens bewaart hij de nodige afstand tot zijn voorganger. „Mensen kruipen soms dicht op anderen. Dat is gevaarlijk en zorgt voor onrust. Als één bestuurder op de rem gaat staan, volgt een hele rits.”
Schelden
Spitsteams van de KLPD staan niet alleen in filebestrijding. Ook de verkeerscentrale van Rijkswaterstaat (RWS) levert een belangrijk aandeel aan het bevorderen van de verkeersdoorstroming en het afhandelen van incidenten. Regelmatig overlegt Van Roest met de verkeerscentrale in Wolfheze. Feiten worden uitgewisseld en te nemen maatregelen doorgesproken.
Af en toe duiken gele RWS-wagens op, bemand met zogeheten verkeersbegeleiders. Zij werken met spitsteams samen om het verkeer zo goed en snel mogelijk naar de plek van bestemming te loodsen.
Van Roest is redelijk tevreden over het gedrag van filerijders. „Het merendeel is geduldig, een enkeling springt uit de band. Hoe? Door veelvuldig van rijstrook te wisselen, te duwen, te schelden en door de middelvinger op te steken.”
Automobilisten spoken van alles uit tijdens files. „Scheren, zich opmaken, een krant of boek lezen, werken op de laptop. Soms bij een snelheid van 80 kilometer”, somt Van Roest hun mogelijke bezigheden op. Er gaat meer mis. „Met flinke vaart over een parkeerplaats jakkeren om wat meters te winnen. Met hetzelfde doel boven aan een afrit terugkeren richting snelweg. Ver na het begin van een doorgetrokken streep invoegen.”
Niet altijd bekeurt de politie overtreders, ook vandaag niet. Een kwestie van prioriteiten stellen. Van Roest is namelijk benieuwd waarom het verkeer richting Renkum stagneert. Al snel komt de aap uit de mouw. Kijkers naar een kop-staartbotsing op de andere weghelft zijn de boosdoeners. „Ongelukken en pechgevallen proberen we zo snel mogelijk naar een veilige haven te loodsen”, zegt Van Roest, terwijl hij de plaats des onheils nadert. „Daar bieden we hulp. Zo voorkomen we ook stagnatie van het verkeer.”
De schade valt mee. De bestuurder van een Polo heeft een Volvo aangetikt. De chauffeur keek even opzij bij een snelheid van 50 kilometer. „Dit kan iedereen overkomen. Alertheid is zeker in de file van groot belang. Dat lukt niemand voor 100 procent. Toch kun je veel narigheid voorkomen door niet aan de radio te gaan rommelen of uitvoerig de kaart te bestuderen.”
Relaxen
Ton en Louis Duijser zijn ervaringsdeskundigen. Vele uren brachten ze door in vastgelopen verkeersstromen. In hun handboek voor ontspannen filerijden laten ze reisgenoten delen in hun trucs om de humor van de file in te zien en om de reis te veraangenamen.
De omslag is veelzeggend. De foto van een file is ’opgeleukt’ met een getekende motorrijder en twee opgeheven middelvingers. Het boekje biedt wetenswaardigheden en tips, maar vooral entertainment. In de vorm van puzzels, een lesje filedaten, een fotowedstrijd, (onzinnige) adviezen en een keur aan moppen. Een enkele keer gaan die over de schreef.
”Als ik 50 kòn rijden deed ik het wel. Handboek voor relaxed filerijden”, door Ton en Louis Duijser; uitg. Tirion, Baarn, 2006; ISBN 978 90 4390 924 2; 128 blz.; € 10,-.