Meer dan regels en geboden
Christelijke ethiek blijkt niet in regels en geboden, maar de kerk als gemeenschap is de plaats waar het Lichaam van Christus beleefd wordt en waar deze ethiek totstandkomt. Dat stelde zowel de gereformeerd-vrijgemaakte ethicus drs. A. L. Th. de Bruijne als de christelijke gereformeerde predikant dr. B. Loonstra zaterdag in Amersfoort tijdens de najaarsconferentie van het Gereformeerd Wetenschappelijk Genootschap (GWG). Het dagthema was: “De kerk als gemeenschap”.
Het denken over gemeenschap is actueel, zo zette VU-hoogleraar dr. G. J. Buijs uiteen in zijn lezing over het communitarisme. Communitarisme is een politiek-filosofische gemeenschapsvisie die een alternatief wil bieden voor het (individualistische) liberale denken en zijn strikte scheiding tussen de publieke en de private sfeer. Het communitarisme benadrukt de vormende rol van gemeenschappen in het ontwikkelen van deugden en een publieke religie. De kerk, zo gaf Buijs zijn politiek-filosofische beschouwing een toespitsing, is per definitie een brongemeenschap, geen doelgemeenschap. „Wezenlijk is het ritme van inademen en uitademen. De kerk is de gemeenschap waar we inademen, uitademen doen we buiten de kerk."
Niet wettisch
Hoe functioneert dit gemeenschapsdenken op het terrein van de kerk? Zowel dr. Loonstra als drs. De Bruijne hield zich recent bezig met gemeente-ethiek. De kerk als gemeenschap heeft volgens dr. Loonstra onder meer een diaconaal, een missionair en een pastoraal belang. „Het voorkomt een wettische ethiek die de doorwerking van het Evangelie in de weg staat en wat goed en wat verkeerd is slechts beoordeelt aan de hand van uitwendige criteria."
Drs. De Bruijne zag als winst van “de kerk als gemeenschap” dat zij antwoord kan geven op allerlei absolute uitgangspunten. „Ik heb geen bezwaar tegen een eenduidige traditie van christelijke levensstijl, als die maar niet afgedwongen wordt door en gegrond wordt op geboden. Wij dienen als gemeente zo goed mogelijk antwoord te geven op de persoon van Jezus Christus. Wij moeten nu vanuit de gemeente nieuwe verplichtingen aanleren", zei De Bruijne.
Vervreemding
Dr. Loonstra benadrukte het belang van de plaatselijke gemeente. „Je bent niet lid van een landelijk kerkverband, maar van een gemeente die samen met andere gemeenten het kerkverband vormt. Vervreemding van de plaatselijke gemeente is ingrijpend omdat de gemeenschap daarmee verdwijnt. Die vervreemding kan voorkomen als we veiligheid zoeken in de traditie, in datgene wat altijd zo is geweest. Als die vervreemding ingebed is in veroordelingen, is het des te meer een belemmering om elkaar te vinden."
De kerk dient niet de politieke visie van het gemeenschapsdenken over te nemen, vonden de beide sprekers. Dr. Loonstra: „De kerk is niet zo maar een gemeenschap, maar gemeente van Christus. Het is die gemeenschap die laat zien hoe heilzaam Gods geboden zijn in de wereld."
De Bruijne: „Het gemeenschapsdenken blijft een riskant gebeuren als het zijn wortel niet buiten de mens heeft. De kerk is de oergemeenschap van het volk van God, op weg naar de nieuwe gemeenschap, de stad van God. Als we geen wortel buiten ons hebben, pendelen we voortdurend heen en weer tussen communitaristisch en liberaal denken."
Norm
Waar ligt de normativiteit van de kerk als gemeenschap? Dr. Loonstra zag die allereerst in „het Evangelie van het Koninkrijk." Maar waar ligt de grens tussen wat wel en wat niet mag? De sprekers gingen in op het voorbeeld van de zondagsbesteding. Dr. Loonstra was in zijn jeugd gewend twee keer naar de kerk te gaan, maar in zijn kerkverband constateerde hij steeds meer de neiging om dat te beperken tot één keer.
„Wat kun je daaraan doen? Hebreeën 10 aanhalen, waar staat dat je de onderlinge samenkomsten niet mag nalaten, en zeggen: „Het staat er toch?" Dat blijkt niet te werken. Je kunt zeggen: „Zo zegt de Heere", maar waarom zegt Hij dat? En waarom is dat zo belangrijk? Uiteindelijk laat de mens wel zien waar zijn hart naar uitgaat."