Aanstelling nieuwe bewindslieden
DEN HAAG - Met de benoeming van CDA-leider Balkenende vrijdag tot formateur is de kabinetsformatie een nieuwe fase ingegaan. De aankomend premier gaat nu samen met Bos (PvdA) en Rouvoet (ChristenUnie) ministers en staatssecretarissen zoeken voor zijn nieuwe kabinet. Aan welke eisen moeten zij voldoen? En hoe komt hun benoeming tot stand?
PROFIELSCHETS: Een profielschets met een serie functievereisten voor het ministerschap bestaat niet. Tot een decennium geleden gold deskundigheid op het beoogde beleidsterrein nog als zeer gewenst. Wie bijvoorbeeld minister van Defensie wilde worden, moest op zijn minst ervaring hebben opgedaan in de krijgsmacht.Onder de paarse kabinetten is die eis losgelaten. Minister Jorritsma schakelde moeiteloos over van Verkeer en Waterstaat onder Kok I naar Economische Zaken onder Kok II, terwijl ze op dat gebied geen aantoonbare ervaring had.
Een ander voorbeeld is ex-fiscaal rechercheur Kamp, die onder Balkenende minister van Defensie werd.(is0(
KANDIDATEN: Balkenende, Bos en Rouvoet hebben alle drie een lijst met namen van mensen die geschikt zijn voor een post in het kabinet. Ze moeten echter eerst een verdeling maken van de beschikbare posten. Als bekend is welke ministeries elke partij krijgt, kunnen de kandidaten worden benaderd.
Als alles volgens plan verloopt, bespreken de drie vandaag de verdeling van de beschikbare posten.
FEITENONDERZOEKEN: Voordat de formateur van het nieuwe kabinet -de aankomend premier- gesprekken gaat voeren met kandidaat-bewindslieden, laat hij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) drie feitenonderzoeken doen. De AIVD bekijkt of de kandidaat voorkomt in de dossiers van de dienst, of hij een strafblad heeft en of er iets op zijn belastinggedrag is aan te merken.
De AIVD controleert niet of betrokkene de waarheid heeft verteld over zijn opleiding of loopbaan. Dat brak VVD-staatssecretaris van Defensie Schwietert in 1982 op. Hij had gelogen over de vervulling van zijn dienstplicht.
NEVENFUNCTIES: Om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen, moet de aanstaande bewindspersoon voor zijn beëdiging alle betaalde en onbetaalde nevenactiviteiten neerleggen. Onder nevenfuncties vallen onder meer parttime hoogleraarschappen en lidmaatschappen van comités van aanbeveling. Voor voortzetting van een bepaalde functie is uitdrukkelijke toestemming van de formateur nodig.
Staatssecretaris van Hoger Onderwijs In ’t Veld moest in 1993 tien dagen na zijn aantreden alweer aftreden wegens problemen met een door hem als hoogleraar vervulde nevenfunctie.
FINANCIE¨LE EN ZAKELIJKE BELANGEN: Aankomende bewindslieden moeten ook de schijn van belangenverstrengeling op financieel vlak voorkomen. Boven bepaalde grenzen wordt bijvoorbeeld het bezit van aandelen in bedrijven beschouwd als mogelijke belangenverstrengeling. Zeker voor ministers van Financiën wordt het bezit van aandelen in openbare beleggingsfondsen een risico.
Als er sprake kan zijn van mogelijke belangenverstrengeling, moet de kandidaat-bewindspersoon daar maatregelen tegen nemen. Te denken valt aan verkoop van een bedrijf of afstand doen van de leiding ervan.
Een minister kan zijn onderneming tijdelijk overdragen aan anderen, zodat hij er tijdens zijn ambtsperiode geen invloed op kan uitoefenen.
Minister Veerman van Landbouw is op dit punt ongewild in de fout gegaan. Hij dacht afstand te hebben gedaan van de leiding van zijn boerenbedrijven, maar bleek toch nog directeur te zijn van enkele ondernemingen in Frankrijk.
GESPREK MET FORMATEUR: Het resultaat van de feitenonderzoeken, de nevenfuncties en de financiële belangen komen allemaal aan de orde in het gesprek dat de formateur voert met de beoogde minister of staatssecretaris.
De formateur vraagt de kandidaat dan ook of deze zich gezond genoeg voelt om het zware werk aan te kunnen. LPF’er De Vilder zag in augustus 2002 af van het staatssecretariaat van Emancipatie omdat ze de „emotionele druk van de media” niet aankon.
BEE¨DIGING: Als alles in orde is bevonden en de kandidaat in het verleden niets heeft meegemaakt dat later schadelijk zou kunnen blijken voor zijn of haar functioneren, is de weg vrij naar beëdiging door de koningin.
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen blijken fouten niet te voorkomen. LPF-staatssecretaris Bijlhout moest in 2002 binnen enkele uren na haar beëdiging aftreden, omdat ze onjuiste informatie had verstrekt over haar deelname aan de Surinaamse militie rond de decembermoorden in 1982.