Coalitie knabbelt aan Zalmnorm
Om extra financiële armslag te creëren, knabbelt het nieuwe kabinet aan de door VVD-minister Zalm ingevoerde stringente budgetdiscipline. CDA, PvdA en ChristenUnie willen af van diens behoedzame stijl van begroten. Gaan de nieuwe coalitiepartners potverteren?
De aanstaande coalitiepartners presenteerden woensdag hun kersverse regeerakkoord. Vergeleken met de achterliggende drie kabinetsperioden is er op financieel terrein op minstens één punt sprake van een opvallende move: CDA, PvdA en ChristenUnie gaan in hun begroting uit van een gemiddelde economische groei van 2 procent per jaar, een kwart procentpunt meer dan het behoedzame groeiscenario (1,75 procent) dat het Centraal Planbureau (CPB) voorrekent.Het begrotingsbeleid van het nieuwe kabinet betekent daarmee een breuk met het verleden. Sinds Gerrit Zalm in 1994 aantrad als minister van Financiën, wordt er in de staatshuishouding gerekend met de voorzichtige ramingen van het CPB. Die methodiek maakte destijds deel uit van een nieuw pakket financiële spelregels, dat daarnaast ook de strikte scheiding tussen inkomsten en uitgaven bevatte, de zogeheten Zalmnorm.
Na decennia waarin flinke financieringstekorten elkaar opvolgden, bracht Zalms budgetdiscipline onmiskenbaar rust in de financiële tent. In 1999 presenteerde de minister van Financiën zelfs het eerste begrotingsoverschot sinds 1974. Minder dan in voorgaande kabinetten hebben er in de afgelopen twaalf jaar onverwachte ombuigingen moeten plaatsvinden vanwege tegenvallende ontwikkelingen.
De gedachte achter behoedzaam ramen is simpel: wie niet al te hoog inzet, heeft naarmate de tijd verstrijkt een grotere kans op meevallers dan op tegenvallers.
De geplande boekhoudkundige overstap is voor CDA, PvdA en ChristenUnie echter uiterst lucratief. Het geeft de coalitiepartners fors meer financiële armslag. In plaats van de 6,5 miljard euro die het kabinet bij een voorzichtige groeiprognose ter beschikking staat, kan de nieuwe coalitie uitgaande van een economische groei van 2 procent tot 2011 maar liefst 8 miljard euro besteden.
Breken met het behoedzame begrotingsbeleid is een langgekoesterde wens van de PvdA. Volgens die partij leidt het structureel te laag schatten van toekomstige groei tot structureel lagere uitgaven aan sectoren als onderwijs en zorg.
Daar valt inderdaad wat voor te zeggen. Door uit te gaan van een voorzichtige groeiprognose stijgen de collectieve uitgaven in economisch florissante jaren met een lager percentage dan de marktsector uitdijt. De FNV verwoordde het streven naar een meer realistischer wijze van begroten in 2000 dan ook als volgt: „Op die manier wordt voorkomen dat de collectieve sector wordt geprogrammeerd op een lage groei en daarmee permanent een te krappe jas krijgt aangemeten.”
Ondertussen trekt het toekomstige kabinet echter flink de buidel open. Niet eerder schoof een kabinet bij de aanvang met zo veel euro’s in het huishoudboekje. Ruim 10 miljard euro aan investeringen kondigden CDA, PvdA en ChristenUnie woensdag aan.
Om toch nog enige mate van financiële betrouwbaarheid uit te stralen, benadrukten de coalitiepartners dat ze willen toewerken naar een begrotingsoverschot van 1,1 procent van het bruto binnenlands product in 2011, een surplus van omgerekend 7 miljard euro. Daarnaast belooft het nieuwe kabinet, in het geval dat het begrotingstekort oploopt, eerder te bezuinigen dan tot nu toe het geval was.
Allerhande uitgavenombuigingen en lastenverzwaringen moeten de benodigde financiën vrijmaken. Zo verwacht het nieuwe kabinet een besparing van 0,75 miljard euro te realiseren door de „doelmatigheid” bij de rijksoverheid te verbeteren. Met andere woorden: een aanzienlijk deel van het ambtenarenkorps mag zijn biezen pakken.
De wens lijkt in dit geval de vader van de gedachte. Het verleden wijst uit dat snijden in de bureaucratie bijzonder lastig is. Sterker nog: de collectieve sector breidde zich ondanks pogingen tot inkrimping alleen maar verder uit.
Gezien de optimistische investeringsagenda, het gewenste begrotingsoverschot en enkele onzekere besparingen die daartegenover staan, zou het toekomstige kabinet in de komende jaren bij lichte tegenwind wel eens genoodzaakt kunnen worden flink aan de noodrem te trekken om alle beloften te waar te maken.
In dat licht bezien is behoedzaam begroten helemaal zo gek nog niet, onderkent ook de zogeheten Studiegroep Begrotingsruimte, die met de rap naderende vergrijzingsgolf in het achterhoofd het kabinet in 2006 adviseerde om de voorzichtige groeiprognose toch vooral niet op te geven: „Gegeven de omvang van de vergrijzinguitdaging is het nu meer dan ooit zaak om ons niet rijk te rekenen.”