Voor het leven
„Niet voor de school, maar voor het leven leren wij”, zei Seneca. Daar zit ongetwijfeld veel waars in en veel wijsheid.
Er klinkt ook iets in door dat de school voorbereidt op het echte leven. Eerst is er de school en als je dan voldoende verzameld hebt aan kennis kun je het leven in en het leven aan. Of Seneca dat zo bedoeld heeft, is natuurlijk de vraag.
Feit is wel dat onze overheid ons voorhoudt dat het anders moet. Niks eerst school en dan het leven: we moeten tegenwoordig een leven lang leren. Dat lijkt erg op levenslang, en de meeste mensen associëren dat met gevangenisstraf, slechte dingen, schuld en boete. Geen prettig vooruitzicht zo: een leven lang leren. Maar is er verder iets mee mis?De overheid, de Sociaal-Economische Raad (SER) en allerlei instanties die zichzelf op dit gebied belangrijk achten vinden van niet. Zij zeggen het voortdurend, luid en duidelijk: Gij zult een leven lang leren. Je hoeft niet lang te zoeken of het is duidelijk waarom men dat vindt: we moeten economisch bijblijven. Als we niet allemaal voortdurend leren in deze veranderende wereld dan zakken we op de wereldranglijst.
Europa in het algemeen, en Nederland in het bijzonder, stelde zichzelf in 2000 daarom eens een daadkrachtige doelstelling: de helft van de beroepsbevolking moet in 2010 hoger opgeleid zijn. Hoe we dat zouden moeten bereiken, stond er overigens niet bij. We zitten nu aan 35 procent, dus een onbevangen buitenstaander kan de conclusie billijken dat het niet echt hard gaat. Hier en daar klinkt dat we dan maar 2020 als jaar moeten zien waarin we de 50 procent halen. Gezien de intelligentieverdeling over de bevolking ligt ook dan de haalbaarheid niet voor de hand. Boze tongen zeggen daarom dat Nederland in goed regenteske traditie voor een administratieve oplossing zal kiezen: we noemen mbo-niveau 4 gewoon ook hoger onderwijs, dan heb je in één klap je doelstellingen bereikt.
En toch is er iets mis met een leven lang leren.
Allereerst omdat leren in een heel eng perspectief komt te staan, namelijk dat van de economie. Een groei in de economie moge dan wellicht leiden tot welvaart, maar de vraag is of het leidt tot welzijn. Een vooraanstaande plek op de ranglijst van landen moge dan nuttig zijn, maar de vraag is wat die groei kost aan scheppingsvernietiging, ofwel milieuvervuiling. Als we alleen leren omdat de economie erom vraagt slachtofferen we onszelf op het altaar van Mammon.
Vervolgens is de mens de gevangene geworden van het systeem dat hij zelf gebouwd heeft: je moet leren, anders raak je achterop. De veelgeroemde vrijheid is hier verdwenen in het werken voor huizen van gebakken klei, voor vervoer door onze up-to-date heilige krokodil.
Ten derde verwordt de schone gave van het leren zo tot een instrument. Het heeft geen zin meer in zichzelf, maar is een middel tot beheersing. Beheersing van het aardse goed. Voortdurend dingen leren is geworden tot niet meer dan een techniek. Met deze techniek beheren we niet, maar we beheersen. We regelen daarmee onze plek op deze globe.
Ten slotte wordt leren op deze manier niet meer verstaan in het perspectief van een wordende mens. Leren als het onderzoeken van en zich verwonderen over Schriftuur, natuur en cultuur verrijkt de mens. Als schepsel van God mag hij de werkelijkheid van een schepping -hoewel gebroken- in beginsel verkennen en gebruiken, bewaren en bouwen.
Moet een mens dan leren? Natuurlijk, je mág leren. Iedere dag. Niet alleen vóór het leven, maar ook dóór het leven. Leren op je weg, zoals God die met je gaat in de weg van Zijn voorzienigheid.
De auteur is manager van de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs aan Driestar educatief te Gouda.
Reageren? gedachtegoed@refdag.nl.