„Water omhoog? Dan snel uitgeboerd”
WAVERVEEN - Het huis van Andrina Vossestein heeft nog niet zo lang geleden een nieuwe buitenmuur gekregen. De polderbewoonster peinst er niet over te stoppen met opknappen, ook al dreigt een verhoging van het waterpeil. „Als we ons wat aan zouden trekken van de plannen, dan deed ik al twintig jaar niets meer.”
De weidse Vinkeveense Plassen gaan langzaam over in graslanden, boerenhofstedes, schapen en voersilo’s: dit is polder Groot Mijdrecht Noord. Achter veel ramen hangen protestposters met de tekst: ”Geen plas, geen moeras, maar gras”.Bewoners van de Utrechtse polder verzetten zich fel tegen de plannen van de provincie, maar de meesten weigeren hun leven te laten bepalen door de in hun ogen dwaze ideeën. Een fruitteler is druk bezig met uitbreiding omdat zijn zoon net in het bedrijf is gekomen. Zijn overbuurman heeft zojuist het fundament voor een nieuwe koeienstal klaar.
„Stilstand is achteruitgang”, meent Andrina Vossestein, bewoonster van een recent opgeknapte boerderij en eigenares van een winkeltje voor landbouwartikelen. „Onze schuur stond bijna op instorten. Nu hebben we weer zo veel jaar plezier.” In haar winkel hoort Vossestein soms ook andere geluiden. „Pas zei een mevrouw: M’n kookplaat is kapot. Het liefst wilde ze een nieuwe keuken, maar uiteindelijk koos ze toch voor alleen een goedkope kookplaat van Karwei.”
Vossestein houdt wel rekening met tegenvallers. „Gaat het peil omhoog, dan zijn we uitgeboerd”, zegt ze, terwijl ze het woord „wegpesten” laat vallen. „Het speelt al sinds de jaren negentig, maar nu is het allemaal wel heel dichtbij. Zullen er genoeg Statenleden tegenstemmen?”
Een bord midden in de polder vat het ongenoegen van de bewoners samen: „Hier in Waverveen zijn we bepaald niet blij/ Met de overheid als onbetrouwbare partij.” De ernaast gelegen honderd jaar oude boerderij zou volgens de plaatser van het bord, agrariër Karel Compier, bewijzen dat de provincie er goed naast zit. „Men zegt dat de grond hier per jaar 8 millimeter zakt.” Wijzend op het oude pand, dat iets lager ligt dan de omringende, nieuwe gebouwen: „Volgens de theorie had mijn boerderij al zo ongeveer op een terp moeten liggen.”
De wantrouwige Wavervener vindt een goede bondgenoot in Leo Smit, die met zijn vrouw een bed & breakfastgelegenheid runt in de polder. „Als je de stukken van de provincie gelooft, zou de grond hier zowat spontaan openbarsten”, spot hij. „Als ze ons hier weg willen hebben, moeten ze niet met onzinverhalen komen, maar met een dikke portemonnee.”