Godsdienst als bron van geweld
Titel: ” Religie. Godsdienst en geweld in de twintigste eeuw”
Auteur: Madelon de Keizer (red.)
Uitgeverij: Walburg Pers, Zutphen, 2006
ISBN 90 5730 436 8
Pagina’s: 288
Prijs: € 19,95.
Al heel lang worden religie en geweld met elkaar geassocieerd. In ons deel van de wereld bestaan er op dit punt gevoelige zenuwen, die terugreiken tot de godsdienstoorlogen in de zestiende en de zeventiende eeuw. In het boek ”Religie. Godsdienst en geweld in de twintigste eeuw” beschrijven verschillende auteurs een aantal manieren waarmee religie en (oorlogs)geweld zich in de afgelopen eeuw met elkaar hebben verbonden. In de meeste maatschappelijke discussies wordt godsdienst onder twee noemers bekeken. Enerzijds hebben velen oog voor de politieke bruikbaarheid van religie, mits deze wordt ondergeschikt aan de natie. Geloof kan dan een bron van cohesie en maatschappelijke moraal zijn en het kan mensen bezielen voor de publieke zaak. Veel anderen koesteren een diep wantrouwen tegen religie. Zij associëren geloof per definitie met intolerantie en conflicten en menen daarom dat religie het beste kan worden beteugeld.
Beide visies zijn vandaag ook in Nederland te vinden. De discussie tussen beide wordt momenteel aangewakkerd door de opkomst van de islam in het Westen, inclusief extremistische varianten van die godsdienst. Ook het groeiende besef dat religie in Nederland allerminst een verdwijnend verschijnsel is en onmisbaar is voor een goed functionerende samenleving, maakt de discussie actueler dan ooit.
Kamikazepiloten
In het boek ”Religie, Godsdienst en geweld in de twintigste eeuw”, uitgegeven door het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), haken verschillende auteurs aan bij deze discussie. Zij doen dat door in een reeks historiografische essays een aantal manieren te beschrijven waarmee religie en (oorlogs)geweld zich in de afgelopen eeuw met elkaar hebben verbonden. Deze historiografische insteek geeft meteen een (bewust gekozen) beperking van de bundel aan. De schrijvers houden zich niet bezig met de vraag of religie intrinsiek leidt tot gewelddadigheid of juist tot matiging daarvan. De essays hebben geen evaluerende inslag; ontsluiting van bronnen en historische beschrijving is hun doel.
Een tweede beperking betreft de periode waarop de bundel betrekking heeft. Zoals verwacht kan worden van een boek dat wordt uitgegeven door het NIOD, hebben alle essays direct of indirect betrekking op de Eerste en Tweede Wereldoorlog. De enige uitzondering is een bijdrage van Stuart Cohen, die beschrijft hoe de orthodox-Joodse reflectie op oorlog en oorlogsrecht in de moderne staat Israël zich heeft ontwikkeld sinds de oprichting van die staat.
De laatste beperking van het boek, en wat mij betreft een gebrek, is dat de term ”religie” vrijwel uitsluitend wordt ingevuld door het rooms-katholicisme. Bijna alle bijdragen gaan over rooms-katholieke inspiratie van het nationalisme van de Eerste Wereldoorlog, de opstelling van de pausen in de beide Wereldoorlogen, de houding van de Rooms-Katholieke Kerk tegenover de Joden en dergelijke.
Behalve door het genoemde essay van Cohen wordt deze teneur alleen doorbroken door een bijdrage van de Japanse historicus Samuel Hideo Yamashita, over de religieuze inspiratie van kamikazepiloten in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. In dit interessante essay beschrijft Yamashita hoe deze piloten zich verzoenden met hun zekere dood via een mengsel van traditioneel shintoïsme met boeddhistische en confucianistische inzichten. Opmerkelijk is dat dit mengsel voornamelijk werd gebrouwen door hun superieuren, die de geest van zelfopoffering zo wilden aanmoedigen.
Opstelling paus
Het gebruik van religie in dienst van nationale glorie en daarmee ook de vervorming van religie, kennen we ook uit Europa. De essays van Annette Becker en James McMillan over de opleving van religieuze (katholieke) gevoelens in en na de Eerste Wereldoorlog, zijn op dit punt duidelijk. Een beangstigende mix van nationale hysterie en heterodoxe religie lijkt een belangrijke motivatie te zijn geweest voor de elkaar bevechtende christelijke volkeren. Opmerkelijk is verder dat de these dat Europa zijn geloof in de loopgraven zou hebben verloren, door beide auteurs wordt weersproken.
De Eerste Wereldoorlog was waarschijnlijk juist stimulerend voor het volkskatholicisme in de grote Europese naties tussen de beide Wereldoorlogen in. De Rooms-Katholieke Kerk kwam bepaald niet gebroken uit de Grote Oorlog te voorschijn, maar wist hier en daar (bijvoorbeeld in Frankrijk) zelfs enig terrein terug te winnen. Hoe dan ook, als we ergens historische waarschuwingen vinden tegen een politiek gebruik van (christelijke) godsdienst, is het wel in deze periode van de Europese geschiedenis.
Christenen die zich vandaag verheugen over de groeiende belangstelling voor de kerk als maatschappelijk kapitaal en over het toenemende beroep op de ”Joods-christelijke wortels” van Nederland, zouden er goed aan doen die blijdschap gepaard te laten gaan met een gezonde argwaan. Al te snel wordt geloof gespannen voor het karretje van de nationale zaak, vaak met dramatische gevolgen.
De andere essays gaan voornamelijk over de verhouding tussen (rooms-katholieke) kerk en (nazi- of Sovjet)staat in en kort na de Tweede Wereldoorlog. Over die verhouding is het debat nog volop gaande. In het algemeen was deze verhouding echter gespannen. Wat de Jodenvervolging betreft: over de opstelling van de paus is het laatste nog niet gezegd. Enige consensus lijkt zich af te tekenen dat die opstelling principieel afwijzend was, maar politiek behoedzaam en weinig uitgesproken.
Het boek is ondanks de vrij lage prijs goed verzorgd. Het is voorzien van veel prachtige foto’s, waarvan sommige vrij onbekend zijn.