Hoorders
Een kerkelijke gemeente moet zo’n leraar zoeken te krijgen die enigermate kan beantwoorden aan het getuigenis van Timótheüs ten opzichte van de gemeente van Filippensen. Dat is een leraar die goede zorg voor haar draagt en liefde heeft tot haar ziel. Zo een verklaart haar vrijmoedig het Woord en past het toe; hij bedient de heilige sacramenten en past de kerkelijke tucht toe.
Dit alles gebeurt tot onderrichting van de onwetende, versterking van de zwakke, vertroosting van de treurige, overtuiging van de onbekeerde, bestraffing van de schuldige, het toebrengen van de afgedwaalde en ten slotte tot hulp en besturing van de twijfelmoedige. Dat moet, opdat hij beiden, de gemeente en zichzelf, mag behouden.De hoorders moeten bij zulke gelegenheden niet alleen met hun lichaam tegenwoordig zijn, maar zij moeten zich zo stellen als zijnde in tegenwoordigheid van God om in die prediking te horen wat de Heere door Zijn dienstknecht hun te gebieden heeft. Zij moeten, met Cornelius, tot Petrus zeggen: „Wij zijn dan allen hier tegenwoordig voor God om te horen al hetgeen u van God bevolen is.” Zij moeten oprecht hun gehoorzaamheid aan het Woord doen blijken en moeten zich schikken naar alle geboden van God.
Thomas Halyburton, predikant te St. Andrews (”Het groot aanbelang der zaligheid”, 1747)