Rust op het krijgen van een nieuwe nier
RIDDERKERK - Twee dagen in de week staat ze weer tussen de kaas. Dankzij een tweevoudige niertransplantatie, woensdag precies een jaar geleden, kan ze haar werk weer oppakken. Rust op het krijgen van een nieuwe nier.
Mensen staan na een niertransplantatie op achterstand in het maatschappelijk leven, concludeert Sijrike van der Meij woensdag in haar promotieonderzoek onder nierpatiënten. Hun leven wordt nooit meer als voorheen.Mevrouw C. Oskam (55) uit Ridderkerk is geboren met een erfelijke nierziekte. Groeiende cysten in haar nieren tastten de functie van de organen steeds verder aan. Ook de klachten namen in de loop der jaren toe. „Ik was moe, mijn uithoudingsvermogen werd minder, ik moest een streng dieet volgen, m’n hb-gehalte was te laag. Je kunt gewoon niet zo veel.”
De vrouw van de zuivelhandelaar aan het Dillenburgplein ging niet bij de pakken neerzitten. „Ondanks mijn beperkingen heb ik altijd geprobeerd gewoon door te gaan. Doorzettingsvermogen is belangrijk. Dat heeft ook te maken met een stuk ondernemersgeest, denk ik. Ik zeg altijd: „Kom op.” ’t Was niet altijd gemakkelijk. Als je voor jezelf werkt, heb je echter geen keus.”
In dertig jaar tijd is haar nierfunctie langzaam maar zeker helemaal uitgevallen. Acht maanden lang moest mevrouw Oskam zich laten dialyseren. „Elke week ging ik drie middagen naar Rotterdam. Om kwart over twee de deur uit, om acht uur was ik weer terug. Dat is een zware belasting.”
Begin vorig jaar ging het niet meer. „Ik voelde me aftakelen. Na elke dialyse had ik migraine.” De vraag drong zich op of iemand een nier zou willen afstaan aan haar. Uit onderzoek bleek dat de organen van haar echtgenoot geschikt zijn voor transplantatie. „Mijn man wilde een nier voor me afstaan.”
De nieren van mevrouw Oskam waren door haar ziekte zo gegroeid, dat er een verwijderd moest worden om ruimte te maken. De nierfunctie verminderde hierdoor tot pakweg 10 procent. Tijdens de operatie verloor ze veel bloed. Bloedtransfusie was noodzakelijk.
In het toegediende bloed bleken onverwacht afweerstoffen te zitten die de nier van haar man bij transplantatie zouden afstoten. De transplantatie kon niet door gaan. „Een hele grote tegenvaller.”
Op advies van prof. Weimar van het Dijkzigtziekenhuis in Rotterdam meldde mevrouw Oskam zich voor een crossover-niertransplantatie. Hierbij zoekt een computer in een pool naar een geschikte donor. „Een nier haal je niet zomaar even in de supermarkt.”
Twee zussen uit Groningen bleken volgens de dokter „een mooie match” op te leveren. De kaashandelaar kon zijn nier afstaan aan de onbekende vrouw in Groningen, terwijl een zus van deze vrouw een nier zou kunnen geven aan mevrouw Oskam. ’t Paste perfect, de uitwisseling van organen.
Vragen bestormden de Ridderkerkers. Was dit de weg? Mochten ze dit doen? De Oskams kregen er rust op. „De zondag nadat we hadden gehoord dat deze mogelijkheid zich aandiende, was het eerste dat we in de kerk zongen: „Looft Hem, Die u, al wat gij hebt misdreven, hoeveel het zij, genadig wil vergeven; uw krankheên kent en liefderijk geneest…” Dat was zo treffend, dat was voor ons. We mochten dit doen. Voor ons beiden was het een bevestiging dat dit de weg was.”
Al na zes weken waren de onderzoeken afgerond en kon de dubbele transplantatie plaats hebben: mevrouw Oskam kreeg in Rotterdam een nier uit Groningen, de vrouw in Groningen kreeg op hetzelfde moment een nier uit Ridderkerk. De operatie slaagde, een spannende periode brak aan. Zou de nier werken? Zou het lichaam het nieuwe orgaan accepteren?
Mevrouw Oskam kreeg te maken met afstotingsverschijnselen. „Je lichaam ervaart het toch als een vreemd orgaan.” Met medicijnen -„een hoge dosis Prednison”- werd het verschijnsel onderdrukt. Woensdag, een jaar na de transplantatie, zijn de grootste risico’s voorbij. „Ik voel me prima. Ik stap weer op de fiets voor alle boodschappen.” De auto blijft voor de deur staan.
Ze herkent zich in de resultaten van het promotieonderzoek in Groningen dat nierpatiënten na een transplantatie op achterstand staan. „Voor de dialyse werkte ik twee dagen in de week, tijdens deze periode maar een halve middag. Nu mag ik weer twee dagen werken. Daarmee zit ik op hetzelfde niveau als voor de transplantatie.”
Tegelijkertijd heeft ze ’s avonds niet veel energie over. „Overdag lukt het wel, maar ’s avonds doe ik niks meer. Dat is me te veel. Jaren geleden, toen ik nog voldoende nierfunctie had, deed ik het wel.”
Met haar man gaat het ook goed. „Die werkt weer dag en nacht.” Dankbaar en verwonderd kijken de Oskams daarom terug. „Als je ziet welke mogelijkheden geopend zijn, hoe snel de operaties zijn verlopen en hoe goed het met ons gaat, dan ervaren we dat als een zegen van de Heere.”