Dat onderscheid is niet te rechtvaardigen, vindt de Landelijke Commissie Toezicht Indicatiestelling (LCTI). Op dit moment komen zeer moeilijk lerende kinderen op een gewone basisschool in aanmerking voor een extra toelage van bijna 5700 euro. Dat geld komt boven op het zogeheten rugzakje, dat bestemd is voor alle kinderen met een ernstige belemmering.De LCTI beoordeelt of een kind recht heeft op dit rugzakje. Volgens de commissie zijn de aandoeningen van andere kinderen met een rugzakje zeker zo ernstig als van kinderen met het syndroom van Down. De extra toelage is daarom niet te verantwoorden tegenover de groep kinderen met een ernstige belemmering die niet aan het syndroom lijden, aldus de commissie.

De Stichting Downsyndroom is geschokt over het advies van de LCTI aan de minister van Onderwijs. Volgens haar kost les aan zeer moeilijk lerende kinderen wel degelijk meer dan les aan andere kinderen met een ernstige aandoening. Als het advies wordt overgenomen, zullen kinderen met het syndroom van Down niet langer naar gewone scholen kunnen gaan, zegt de stichting.

De organisatie stelt dat de commissie de groeiende kosten van het rugzakje wil aanpakken over de rug van kinderen met het syndroom. Het ministerie van Onderwijs stelt dat het volgende kabinet een standpunt moet innemen over het advies.

Ouders kunnen hun kinderen met een beperking of stoornis naar een gewone basisschool sturen of naar het speciaal onderwijs. In beide gevallen kunnen zij een beroep doen op het rugzakje. Per leerling stopt de overheid meer geld in het speciaal onderwijs dan in het gewoon onderwijs.

Om het verschil recht te trekken, vindt de LCTI dat het rugzakje groter moet zijn voor een leerling op een gewone basisschool. De commissie vindt het namelijk onrechtvaardig dat leerlingen met een rugzakje op een speciale school meer middelen tot hun beschikking hebben dan kinderen met een gelijk probleem die voor onderwijs op een gewone school kiezen.