De opdracht
De opdracht het Evangelie zo zuiver mogelijk te verkondigen, bevat drie zaken. Leraren moeten, in de eerste plaats, zonder iets te verbergen de mens duidelijk ontdekken aan zijn verloren staat en toestand en de onmogelijkheid om door enige andere weg buiten die van het Evangelie door Jezus Christus verlost te kunnen worden.
In de tweede plaats zijn leraren verplicht de zaken te ontdekken als de woorden Gods. Het is het Woord van God dat zij moeten voorstellen en niet een eigen bevatting. Het is de gezaghebbende verkondiging, uit kracht van de last van God aan hen gegeven. „Zo spreek dit en vermaan en bestraf met alle ernst”, Titus 2:15.Leraren zijn door God met gezag bekleed en spreken in Zijn Naam; dat is het voornaamste gedeelte van hun ambt.
Ten derde: Wanneer een gemeente een leraar beroept, moet haar voornemen zijn de dienst van God getrouw waar te nemen, de heilige sacramenten te laten bedienen en het openbare gebed met dankzegging te besluiten.
Dit zijn goddelijke instellingen tot zaligheid en opbouw van de kerk. Leraren dienen de gemeente niet om heerschappij over haar te voeren, maar alleen tot stichting.
Thomas Halyburton, predikant te St. Andrews (”Het groot aanbelang der zaligheid”, 1747)