„Bijbel verandert in spreken over toorn”
BUNNIK - „Er is een opmerkelijke consistentie in het spreken van de Bijbel over de toorn, de wraak en het gericht van God. Toch zijn er verschillen en verschuivingen in het Godsbeeld van Oude en Nieuwe Testament. Het Nieuwe roept op tot geestelijke strijd en totaliseert het liefdesgebod. Moeten we deze verschuiving als een correctieve koerswijziging interpreteren?”
Deze vraag stelde prof. dr. H. G. L. Peels zaterdag op de jaarlijkse lezersdag van het blad Kontekstueel. De Apeldoornse oudtestamenticus ontkent echter dat het Nieuwe Testament, waarin alle kritiek op het Oude ontbreekt, daartoe aanleiding geeft. „Aan de Schriften is een voorwaartse beweging eigen. We moeten de Bijbel niet alleen historisch, maar ook heilshistorisch lezen. Alleen zo verdisconteer je de grondstructuur van schepping, zondeval, verlossing naar de herschepping. In de weg die God met Zijn wereld gaat, neemt Israël een bijzondere plaats in.Wat in het Oude Testament ineenligt, heil én gericht bij de doorbraak van Gods rijk, valt in het Nieuwe Testament uiteen. Het heil komt, maar het gericht wordt grotendeels uitgesteld tot de jongste dag, terwijl in het kruis van Christus in het heden de machten van kwaad en schuld geoordeeld zijn.”
Dr. A. Noordegraaf zegt er met prof. Peels veel voor te voelen om de Schrift heilshistorisch te lezen. Tegelijk vindt hij dat deze manier van Bijbellezen niet eenvoudig is uit te leggen. De meer exemplarische Bijbellezing, waarin de lezer zich direct spiegelt aan de tekst, ligt dichter bij veel Bijbellezers. Peels geeft dat toe, maar meent dat deze manier van lezen er gemakkelijk toe leidt het Oude Testament aan te tasten.
De lezersdag is belegd naar aanleiding van het boek ”De tegenstem van Jezus” van dr. S. Janse. Coreferent Janse maakte van de gelegenheid gebruik de discussie toe te spitsen op Bijbelteksten die over collectieve straf spreken. „Ons moreel besef kan wellicht meekomen in teksten waarin God Zelf, zonder tussenkomst van mensen, het oordeel over mensen voltrekt. In het geval van Korach en de zijnen is er misschien sprake van een anticipatie op het eindoordeel van God.
Mijn moeite ligt bij het ongedifferentieerde geweld dat in het Oude Testament over families, stammen en volkeren kan razen. De finale afrekening die schuldigen en onschuldigen treft. Ik kan niet geloven dat het Gods bevel is dat Israëlieten een heel volk moeten uitmoorden, dat ze iedereen, van groot tot klein moeten afmaken. God heeft nooit gewild dat kinderen zouden boeten voor de zonde van hun ouders. Teksten die dat wel zeggen, getuigen van onbegrip ten aanzien van de wil van God.
Gelukkig zien we in bijvoorbeeld Ezechiël 18 een andere denkwijze: kinderen zullen niet gestraft worden voor de zonde van hun ouders. Daar heb je in het Oude Testament al een tegenstem.”
Gevoel steigert
Prof. Peels erkent dat ook hij met deze collectieve straffen de meeste moeite heeft. „Ons gevoel voor humaniteit steigert daarbij. Maar kunnen we nu met Janse zeggen dat teksten die daarover spreken een projectie zijn van kleinmenselijk denken? Die kant wil ik niet op.
Overigens bevat Ezechiël 18 geen kritiek op andere oudtestamentische teksten, het hoofdstuk corrigeert Israëlieten die zich juist verschuilen achter het collectieve denken. Vanaf het begin zie je in de Bijbel de individuele en de collectieve aspecten naast elkaar.
In het Nieuwe Testament is dat niet anders: Jezus, Paulus, Petrus, allen refereren ze zonder enige kritiek aan de collectieve straf van de zondvloed. Het collectieve denken is diep verankerd in de Schrift: zoals wij mensen in Adam allen zijn veroordeeld, zo worden er in Christus velen gerechtvaardigd. Als wij zeggen dat het collectieve denken niet deugt, moeten we wel weten wat we doen. Raakt dan de hele Bijbel niet op drift?”
Iemand in de zaal reageert dat de hele gereformeerde theologie veel collectief gedachtegoed bevat, zoals zondeval en rechtvaardiging, en dat hij het idee heeft dat deze theologie op zijn kop wordt gezet als dit collectieve ingeruild wordt voor een steeds verdergaand individueel denken.
Janse stelt hierop dat er inderdaad andere paradigma’s, beelden en taal nodig zijn om duidelijk te maken dat Jezus Redder is.
Volgens prof. Peels mogen mensen uiting geven aan hun moeite met geweldsteksten. „Het is echter van belang dat we blijven luisteren naar deze teksten, om zicht te krijgen op waarom het daarin gaat.”
Dr. Noordegraaf vraagt zich naar aanleiding van de Bergrede af of het Nieuwe Testament toch niet iets uit het Oude terugneemt. Peels meent dat dit niet het geval is. „De Bergrede zegt dat er geen tittel of jota van de wet wordt afgedaan. Dat moet ons te denken geven. Als Jezus zijn grote ”maar” tegenover verschillende uitspraken van ”de ouden” plaatst, dan is dat niet antithetisch bedoeld. Het Griekse woord voor ”maar” kan een ook climax aanduiden, een verbreding en een verdieping. Dat is het geval in de Bergrede. De regel „oog om oog” is op zichzelf een prima rechtsregel, die het geweld limiteert. Maar Jezus vraagt meer: Hij wil dat wij onze naaste liefhebben als onszelf.”
Dr. Janse: „Er zijn teksten waarover wij niet kunnen preken, die passen wij dan ook niet toe. Denk maar aan de uitroeiing van de Kanaänitische volkeren.”
Prof. Peels: „Ik kan over deze teksten ook preken. Ik zeg dan dat in de heilshistorische fase waarin deze tekst past God in Zijn weg met Zijn volk Israël een plaats voor hen heeft bereid. Het Oude Testament geeft als motieven de grote zonden van de Kanaänieten en het risico dat zij een blijvende verleiding tot afgoderij voor Israël zouden betekenen. Wij kunnen God daarin niet narekenen.
Maar tegen Israël wordt gezegd: „Als jullie in dezelfde zonden vallen, zal het land jullie ook uitspuwen.” De ernst van de ontheiliging van Gods naam is in deze teksten in het geding. Als wij over deze tekst niet kunnen preken, hoe dan wel over 1 Korinthe 10, waar staat dat al deze dingen als voorbeeld voor ons zijn gebeurd, opdat wíj geen lust tot het kwade zouden hebben?”