Moppemolen heeft altijd geld nodig
RIJPWETERING - Molenaar Aad Toet (60) hield vorige week tijdens de storm zijn hart vast. De schade aan zijn Moppemolen bleef beperkt, in tegenstelling tot andere, minder goed onderhouden molens. Toet hoopt dat er in het Jaar van de Molen -dat minister van der Hoeven morgen opent- meer subsidie voor molens vrijkomt.
Het plekje is magnifiek. De Moppemolen staat aan het einde van een doodlopend weggetje midden in een oer-Hollands landschap bij het Zuid-Hollandse Rijpwetering. De lage Lijker- en Veenderpolder ligt aan zijn voeten. Aan de linkerkant loopt een dijk weg in het polderlandschap. Achter begint het plassengebied van de Kaag.Hoe rustig het plekje ook is, de drukte van de Randstad is dichtbij. Op 1 kilometer afstand ligt de A4, met daarnaast de hogesnelheidslijn. Ook de A44 is niet ver weg. Toet en zijn vrouw merken er weinig van. „We genieten elke dag van de stilte en het buiten zijn.”
Elf jaar geleden woonde Toet nog in een rijtjeshuis in Leiderdorp, waar het echtpaar na hun huwelijk introk. „We hadden uitzicht op de Zijlaanmolen. Die had zo’n aantrekkingskracht, dat ik contact heb opgenomen met het Gilde van Vrijwillige Molenaars om zelf molenaar te worden. Ik heb toen twee jaar met een ervaren molenaar meegelopen en in 1973 mijn diploma gehaald.”
Toet hield vanaf toen in zijn vrije uurtjes de Zijlaanmolen draaiende. Later hielp hij op de Akkerslootmolen in Oud Ade. Overdag werkte hij als vliegtuigelektronicus op Marinevliegkamp Valkenburg. In de weekeinden en vakanties was het gezin op de Akkerslootmolen te vinden. „De eigenaar, een dame, was dan altijd weg en wij logeerden op de molen. Onze jongens zijn ermee opgegroeid. Ze weten precies waar ze veilig kunnen spelen en waar niet.”
In 1994 kon Toet molenaar én bewoner worden op de Moppemolen. Met beide handen greep hij die kans aan. Het gebouw was echter onbewoonbaar verklaard. „De paddenstoelen groeiden aan de muren en de vloer was verrot.” Zijn vrouw vult aan: „Ik was het liefst gelijk weer weggerend, maar Aad zag de verbouwing wel zitten. Uiteindelijk zijn we bijna drie jaar aan het verbouwen geweest.” De renovatie kostte het gezin duizenden uren werk en 60.000 gulden.
„Dat moesten we zelf betalen, want we huren de molen van de Rijnlandse molenstichting. En als je in een huurhuis wat wilt veranderen, moet je dat ook zelf bekostigen.” Een achtkantig gebouw met schuin oplopende muren is niet zo gemakkelijk in te richten. Zo moest de keuken op maat worden gemaakt.
In 1996 kon het gezin eindelijk de molen betrekken. Een jaar later werd het voortbestaan van de watermolen bedreigd. De Moppemolen maalt namelijk het water uit de polder bij Roelofarendsveen, 4 kilometer verderop. Dat water komt via de Nieuwe Wetering onder de A4 door. In 1997 moest deze rijksweg worden verbreed en kwam de hsl ernaast te liggen. De bouwers wilden de wetering dempen, want een duiker plaatsen kostte algauw een miljoen euro. Na veel soebatten wilden de verschillende instanties allemaal een steentje bijdragen en kon de duiker worden aangelegd.
De Moppemolen dient als reservegemaal. Bij veel regen, zoals vorige week, wordt de molen ingeschakeld om het water uit de polder te pompen. Toet laat het enorme gietijzeren schoepenrad zien. „Als er één wiek voorbijkomt, is het rad vier schoepen verder en is er een kuub water omhooggebracht. We draaien zestig wieken per minuut, dus we kunnen 60 kuub water per minuut malen. Dat is meer capaciteit dan het gewone gemaal.”
Een molenaar moet tegen wat water en wind kunnen. Vorige week hield Toet zijn molen vanaf buiten in de gaten. Als er een bui aankomt, moet de zestiger gauw de zeilen op de wieken oprollen. „Als die al een beetje nat zijn, loopt het water bij je mouwen naar binnen en komt het bij je broekspijpen weer naar buiten”, lacht Toet.
Het grootste probleem voor de Hollandse molens is volgens Toet het geld. „Naar het buitenland toe pronken wij met dit Hollandse erfgoed, maar intussen gaat de subsidiekraan steeds verder dicht. Een molen heeft elke vier jaar een verfbeurt nodig. Dat gaat met alle huidige arboregels algauw 10.000 euro kosten. Maar als er geen geld komt, gaat het met het onderhoud hard achteruit en zullen er op den duur molens instorten. Gelukkig weet de voorzitter van de Rijnlandse molenstichting her en der nog wel wat geld los te peuteren. De provincie en de gemeente zijn ons wat dat betreft goed gezind.”