Vaker doorstarten na faillissementen
Bedrijven moeten na een faillissement gemakkelijker een doorstart kunnen maken. Op termijn zal de Belastingdienst zijn bevoorrechte positie als eerste schuldeiser bij ondernemingen die over de kop zijn gegaan, mogelijk verliezen.
Het kabinet heeft gisteren op voorstel van de ministers Korthals van Justitie en Jorritsma van Economische Zaken besloten de Faillissementswet te moderniseren. Op dit moment slaagt slechts 15 procent van de failliete bedrijven erin uit de problemen te komen en een doorstart te maken. Dat is veel te weinig, zo oordeelde Jorritsma gisteren na afloop van het wekelijkse kabinetsberaad. Zij verving Kok als voorzitter van de raad, die wegens oorpijn niet aanwezig was.
De belangrijkste vernieuwingen van de Faillissementswet zijn dat de rechter goedkeuring kan verlenen voor collectief ontslag in het kader van een saneringsplan. De rechter kan financiers en leveranciers tijdelijk opleggen aan hun verplichtingen aan bedrijven in betalingsproblemen te blijven voldoen. Bedrijven moeten zelf tijdig melding maken van betalingsmoeilijkheden. De overheid zal tal van procedures vereenvoudigen.
Fiscus
Het kabinet heeft zich gisteren ook gebogen over de bevoorrechte positie van de Belastingdienst bij faillissementen. De fiscus is namelijk de eerste met wie afgerekend moet worden in het geval dat een bedrijf noodgedwongen moet stoppen. In de praktijk ontwijken betrokkenen de verhaalsmogelijkheid van de Belastingdienst door allerlei juridische constructies. Ook ontstaat er een wedloop van schuldeisers die proberen het bedrijf te ontmantelen.
Het kabinet wil serieus laten onderzoeken of de Belastingdienst zijn bijzondere positie moet inleveren en gewoon moet aanschuiven bij de andere schuldeisers van de failliete onderneming. Voordat het kabinet daar een besluit over neemt, moet het Centraal Planbureau onderzoeken wat de economische en financiële effecten voor de staat zijn van dit voornemen.