Echte en onechte wonderverhalen
Elke generatie krijgt de boeken die ze verdient. Het moet dus iets betekenen dat christelijke boekhandels vandaag vooral grossieren in Amerikaanse romans vol wonderen, gebedsverhoringen en ongedachte uitreddingen. Bij het christelijke lezerspubliek lijken de vragen over geloof en bekering naar de achtergrond geschoven, terwijl vragen naar Gods voorzienigheid en levensleiding op de voorgrond komen. Maar hoe betrouwbaar zijn al die wonderverhalen eigenlijk?
Zomaar zes boeken heb ik uitgekozen, zes Amerikaanse romans die in het afgelopen jaar de toptienen van de christelijke boekhandel haalden. Het eerste verhaal gaat over drie mensen die alle drie op wonderbaarlijke wijze aan de handen van een moordenaar weten te ontsnappen, hoewel om hen heen allerlei andere mensen sneuvelen. Het tweede boek vertelt over een meisje dat ook al in de greep van een moordenaar raakt, in comateuze toestand in het ziekenhuis terechtkomt, maar vervolgens op wonderbaarlijke wijze geneest. En de derde roman beschrijft een vrouw die op wonderbaarlijke wijze haar verloren gewaande geliefden als uit de dood terugkrijgt.Dat kan geen toeval zijn, denk ik, terwijl ik het vierde boek van de stapel pak. En jawel, ook in de andere drie romans komen volop grote en kleine wonderen voor. Het recept van de gemiddelde Amerikaanse roman lijkt duidelijk: grote drama’s, heftige gebeurtenissen, liefde en dood - maar dan verweven met een levensbeschouwing waarin ’toevallige’ ontmoetingen, invallende Bijbelteksten, gebedsverhoringen en ongedachte uitreddingen aan de orde van de dag zijn. Om precies te zijn: juist daardoor krijgen zulke romans, ondanks alle actie en romantiek, toch een christelijke uitstraling. En dat stelt de lezer voor een groot probleem.
Sprookjesachtig
Als je deze boeken gewoon als fictie beschouwt -man en vrouw krijgen elkaar na de nodige dramatische verwikkelingen- is er niets aan de hand. Dat soort verhalen hebben mensen elkaar de eeuwen door verteld, kennelijk uit een niet te stillen behoefte om het leven en de wereld via de verbeelding kloppend te krijgen. In het echte leven mogen mannen en vrouwen elkaar mislopen, in de steek laten of onherstelbaar beschadigen, binnen de kaften van de roman komt alles op z’n pootjes terecht. Nergens losse eindjes, alles past in elkaar, en toeval bestaat niet. Het is dan ook niet echt, het is maar een verhaal. Als je het boek dichtslaat, ga je over tot de orde van de dag, terwijl je denkt: In míjn leven gebeurt zoiets niet, met míjn leven heeft het niets te maken.
Maar het verwarrende van Amerikaanse romans-met-een-boodschap is dat daarin tamelijk sprookjesachtige en onwaarschijnlijke verhaalelementen vermengd worden met een bepaalde beleving van het christelijke geloof. En het kan toch niet de bedoeling zijn dat je dat laatste óók loskoppelt van het echte leven.
Dat vind ik het moeilijke van dit soort verhalen. Aan de ene kant hebben ze geen enkele pretentie, passen ze gewoon in het stramien van ”onschuldig vermaak voor de doorsneelezer”. Maar aan de andere kant pretenderen ze juist niets minder dan houvast te bieden voor het leven zelf. Dat roept onvermijdelijk de vraag op: Durf ik al die wonderverhalen te vertrouwen?
Het is niet zo moeilijk om te lezen over Roodkapje, gered van de wolf, of Doornroosje, tot leven gekust door de prins. Je herkent het patroon, je kunt de verhalen plaatsen en je piekert er niet over om in je eigen leven vergelijkbare gebeurtenissen te verwachten. Maar wat doe je wanneer zulke patronen ineens gepresenteerd worden als een soort blauwdrukken van ”Gods plan” in het leven van heel gewone mensen? Wanneer alle problemen tot klaarheid komen via wonderbaarlijke gebeurtenissen en gebedsverhoringen? Als je die gedachte écht serieus neemt, kun je niet anders dan geloven dat het zo ook in werkelijkheid werkt - en de vraag is of dat klopt.
Overgave
Natuurlijk zijn er grote verschillen tussen de vele tientallen Amerikaanse schrijfsters die elk jaar opnieuw de Nederlandse markt bestormen. Binnen het hier genoemde zestal is Sylvia Bambola bijvoorbeeld een positieve uitzondering, ook al is ze niet de meest begaafde verteller. In haar roman valt de hoofdpersoon níét op de laatste bladzij in de armen van de held, maar maakt ze juist een andere ontwikkeling door dan ze zelf verwacht. Maar ook bij Bambola zijn er ongedachte gebedsverhoringen en oplossingen, en bovendien bekruipt me de vrees dat het in haar volgende boek allemaal alsnog volgens het geijkte patroon zal gaan aflopen. Daarom past ze toch ook wel weer binnen het genre.
In deze zes romans spelen wonderen in allerlei soorten en maten een rol: gebeurtenissen die regelrecht tegen de natuurwetten ingaan, maar ook uitzonderlijke ’toevalligheden’ of opmerkelijke veranderingen in het menselijk gedrag. Wie voortdurend een wonder verwacht, kan immers betekenis toekennen aan kleine dingen: een indringend gesprek, een onverwachte ontmoeting, een bijzondere samenloop van omstandigheden.
Niet dat dat op zichzelf iets negatiefs is, integendeel. Het geloof in wonderen lijkt me wezenlijk voor een christen. Juist daarom hebben deze romans ten diepste ook iets heel aantrekkelijks. De hoofdpersonen leven vol vertrouwen dat God voor hen zal zorgen - niet alleen voor hun eeuwige heil, maar ook voor hun dagelijkse behoeften. Ze nemen geen genoegen met de gebroken werkelijkheid van dit bestaan, ze leven vanuit een onblusbaar verlangen naar redding, genezing, heelwording. Ondanks alles blijven ze hopen en liefhebben, in het geloof dat God wonderen doet en in volkomen overgave aan Zijn leiding. Het is een christendom van de radicaalste soort, een levenshouding die lezers terecht kan inspireren.
Bijgeloof
Hoe komt het dan dat al die romantische wonderverhalen me op den duur toch gaan tegenstaan? Ik geloof in wonderen, in tekenen en signalen, in antwoord op het gebed. Maar tegelijkertijd denk ik dat je jezelf juist op dit punt vergaand kunt misleiden. Je kunt je van alles verbeelden en inbeelden, je kunt zelfs met een beroep op Bijbelteksten en vrome gedachten je eigen belang of je eigen eer zoeken.
Als je zomaar je Bijbel laat openvallen en de eerste tekst die je ziet als een persoonlijk antwoord van God beschouwt, kan dat het begin van een groot wonder zijn, dat blijkt uit de geschiedenis van Augustinus. Maar het kan ook zijn dat je -met je behoefte om vanuit de Bijbel de toekomst te voorspellen- zomaar de grens tussen wondergeloof en bijgeloof passeert. Kortom, er zijn echte en valse wonderverhalen, en het gaat erom hoe je die twee van elkaar onderscheiden kunt.
Dat is dan het probleem van de meeste Amerikaanse romans: ze erkennen niet dat het moeilijk, soms zelfs onmogelijk is om Gods plannen en bedoelingen te doorgronden. Ze zijn te simpel, ze gaan er te snel van uit dat je als mens begrijpt wat God zeggen wil, ze houden geen rekening met het bedrieglijke hart dat zelfs gelovige christenen met zich meedragen. „God moves in a mysterious way” - die gedachte komt nauwelijks aan bod. Dat geldt trouwens ook voor thema’s als het Godsgemis of de vraag naar de authenticiteit van het geloof. De hoofdpersonen van deze romans geloven bijna vanzelfsprekend, en dat heeft iets heel moois, maar het kan tegelijkertijd ook heel oppervlakkig aandoen.
Uitzonderlijk
Daar komt nog iets bij. Op de een of andere manier wringt het ergens als wonderverhalen per dertien in een dozijn over de toonbank van de christelijke boekhandel gaan. Wonderen zijn uitzonderlijk en ontzagwekkend, en zo verdienen ze ook behandeld te worden.
Schrijvers zouden daarom wel wat meer eerbied voor zo’n zwaar thema kunnen tonen. Niet iedereen kan over wonderen schrijven, sterker nog, dat kan bijna niemand. Zoals ook bijna niemand geloofwaardig de bekering van een romanpersonage kan beschrijven - het thema dat vroeger alle christelijke romans domineerde. Ten diepste is het immers niet realistisch om te hopen, het is niet psychologisch verantwoord om te geloven met voorbijzien van je eigen, nuchtere verstand. Zéker niet als het gaat om de praktijk van het dagelijks leven, om het omgaan met ziekte en eenzaamheid en rouw en verlies. Die problemen worden in deze gebroken, zondige werkelijkheid niet altijd opgelost - hoe kan het dat je dan toch blijft bidden en hopen?
Dat is een knoop waar de meeste schrijvers niet goed uitkomen, al proberen ze het wel. Schrijven vanuit het wonder staat op gespannen voet met alle wetten van de psychologisch-realistische roman. Onmogelijk is het misschien niet, maar het vereist een bijzondere deskundigheid en levenservaring. Zo’n wonderverhaal -hoe authentiek ook- mag immers het zicht niet verduisteren op wat toch de kern van het christelijk geloof is: overgave zónder te weten, vertrouwen zónder te zien. Wat dat betreft kunnen christenschrijvers zich misschien eens laten inspireren door mensen als de profeet Jeremía. Overal problemen, en nergens een oplossing in zicht. Maar desondanks vertrouwen op zijn God.
„Heb jij een beter idee?”
„Ja.” Ze vertelde dat ze had gebeden om uitstel van het papierwerk. Harry begon te lachen.
„Dat zou ik wel eens willen zien! Jazeker. Dat zou ik wel eens willen zien. Dan zou ik zelfs overwegen weer naar de kerk te gaan. Dat zou wat zijn, zeg! Harry Grizwald op de eerste rij in de kerk. Sinds Lilly is gestorven, ben ik daar niet meer geweest.”
„Misschien kunnen we samen gaan.”
Harry’s gezicht versomberde. „Niet overdrijven. Ik zei dat ik erover na zou denken als ik zou zien dat jouw gebeden verhoord werden.”
„Je kunt niet altijd boos blijven op God.”
Sylvia Bambola, ”Weg van vrijheid” (uitg. Den Hertog).
Psalm 91:1. Er ging een rilling over Libby’s rug toen ze de tekstverwijzing zag. Het was dezelfde tekst als die Annabelle haar had gestuurd.
Libby trok het vel papier van de plaats waar ze het tussen de bladzijden van de Bijbel gestoken had, en las de woorden nog een keer. Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende…
Toen liep ze haastig naar haar kast en pakte een vel papier en een pen. Ze wilde Ima Jean schrijven dat God hun beiden het vers te binnen gebracht had.
God, dit is toch een duidelijk teken dat Dan in Uw handen is. Het is toch een teken dat hij nog leeft.
En ergens diep van binnen voelde ze weer een sprankje hoop.
Tricia Goyer, ”Het licht van de dageraad” (uitg. Voorhoeve).
Burton deed open en zette zich schrap om het bericht aan te horen dat hij al enige tijd verwachtte. (…)
„Ze is ontwaakt uit haar coma”, zei Steve.
Burton bleef sprakeloos staan waar hij stond, totdat de woorden tot hem waren doorgedrongen. Toen vroeg hij schor: „Ze is weer bijgekomen?”
Steve knikte. „Het is een wonder.”
„Een wonder.” Met gesloten ogen en een glimlach rond zijn mond liet de dominee zich tegen de deurstijl zakken. „En ik heb er helemaal niets aan toe of afgedaan.”
Kristen Heitzmann, ”Ontmaskerd”, (uitg. Barnabas).
Luke wreef met de rug van zijn hand over zijn gezicht en veegde het zweet, de tranen en de bezorgdheid weg. Ze was uit die dodelijke val weg – en leefde nog. Dank U, Heer.
Mark kwam bij hem staan. „Gaat het?”
Zijn glimlach voelde echt aan. „Prima.” (…)
Luke ging op de dichtstbijzijnde omgevallen boom zitten. Als ze de zoektocht hadden opgeschort tot morgenochtend, zou Caroline niet meer hebben geleefd. Het had dus maar weinig gescheeld. Zijn handen beefden.
Heer, het spijt me dat ik eraan twijfelde dat dit goed kon aflopen. Ik was even vergeten dat bij U niets onmogelijk is.
Dee Henderson, ”Heldenmoed” (uitg. Barnabas).
„U bent toch geen engel, hè?”
„Ik vrees van niet.” Hij grinnikte. „Gewoon een normale vent, met wratten en alles.”
Jamie zag geen wratten. „Ik bad om hulp en een minuut later trok u uw pistool.”
„Hmmm.” Hij bleef haar lang aankijken. „Ik bad dat God mij in New York zou gebruiken zoals Hij wilde.”
De kapitein zat nog aan de telefoon, maar hij liet de veerboot al vaart minderen. Ze waren niet ver van de kade en Jamie zag drie politiewagens met zwaailichten staan. Ze rilde. Hoe anders had het allemaal kunnen aflopen als de agenten er niet waren geweest.
Karen Kingsbury, ”Voorbij het verleden” (uitg. Voorhoeve).
„Gisteravond heb ik mijn dagboeken nog eens gelezen; wat er in ons leven gebeurd is, alle dingen die je mij verteld hebt en die ik me zelf nog herinner – en het is echt een wonder, mam, dat we hier vandaag bij elkaar zijn.”
Grace knikte; de woorden brachten een nieuwe tranenvloed op gang. (…)
„O, mam.” Mary Kate sloeg de armen om haar heen. „Stil maar, alles is toch goed gekomen. We zijn er allemaal. Dat bedoel ik met het wonder. Kijk maar.” Ze wees om zich heen. „Jack en pa, oom Sean en Quinn. Tante Aislinn en oom Gavin. Liam – iedereen. En alle kinderen, niet te vergeten.”
Ann Moore, ”Achter de horizon” (uitg. Mozaïek).