Leiden herdenkt buskruitramp met klokgelui
LEIDEN - De vergelijking met de vuurwerkramp in Enschede dringt zich op: 200 jaar geleden ontplofte midden in de stad Leiden een schip vol buskruit. Ook hier ontstond een grote open plek midden in de stad. De kracht van de ontploffing was echter twee zo groot als in Enschede en er vielen zeven keer zo veel doden.
Het is 12 januari 1807. In de gracht aan het Steenschuur ligt het vrachtschip van Adam van Schie, geladen met 369 vaten buskruit. Aan boord zijn twee zoons van de schipper, de 25-jarige Salomon en zijn 15-jarige broertje Adam, en een knecht. Een van de mannen is bezig met eten koken. Het luik naar het buskruitruim staat open. Springt er een vonk uit het fornuis over naar het ruim? Niemand die het weet, maar om kwart over vier ’s middags ontploft de 37 ton buskruit. Ongeveer 160 mensen komen om, 2000 personen raken gewond.Tweehonderd jaar later, vrijdag dus. Een dikke 300 belangstellenden staan in het Van der Werfpark te wachten op wat komen gaat. Exact om kwart over vier gaan de eerste klokken luiden. Het geluid gaat bijna verloren in het geroezemoes van de mensenmassa. Pas als de klokken van de nabijgelegen Lodewijkskerk zich in het koor mengen, wordt het stil. Leiden herdenkt de buskruitramp.
Lang blijft het niet rustig. Met veel lawaai komt er door de gracht een schuitje aanvaren. Op een hoge stelling staat een man met een megafoon die luidkeels het gedicht ”Boem paukeslag” van Paul van Ostaijen voordraagt. Terwijl er een rookbom afgaat, gooit een andere man huizen van piepschuim hoog de lucht in. Het moeten de 218 huizen voorstellen die bij de ramp vernietigd werden of zwaar beschadigd raakten.
Burgemeester H. Lenferink draagt het gedicht voor dat Willem Bilderdijk na de ramp schreef. De dichter woonde ten tijde van de ramp in Leiden. Zijn huis raakte licht beschadigd, maar bij het gedicht stond: „Ik schrijf dezen tusschen de puinhopen van mijn huis.” Na de voordracht van de burgemeester zingt een mannenkoor ”Zang by den Ramp te Leyden”. De mannen in dikke, blauwe truien en spijkerbroeken weten het dramatisch te brengen.
De kranslegging had plechtig moeten zijn, maar mislukt. Als Lenferink een reddingsboei met daarop een bos bloemen in het water wil werpen, kantelt de boei en komen de bloemen in het water terecht. „Zonde van de bloemen” verzucht de burgervader.
De krans had voor het povere rampmonument in het water moeten komen: een grote steen, ingemetseld in de kademuur van het Steenschuur. Alleen voor wandelaars in het Van der Werfpark is de steen zichtbaar. Het was de bedoeling dat er al een jaar na de ramp een 30 meter hoge obelisk zou verrijzen, maar dat is vanwege geldgebrek niet doorgegaan. De burgemeester belooft echter in de Lodewijkskerk dat hij er alles aan zal doen om voor een zichtbaar monument te zorgen.
De kerk is genoemd naar Lodewijk Napoleon, die vijf uren na de ramp al aanwezig was. De broer van Napoleon deed alles om de stad te helpen: hij stuurde duizenden soldaten voor de wederopbouw, gaf 30.000 gulden uit zijn eigen portemonnee, liet bakkers in omliggende steden broden bakken en stelde Paleis Huis ten Bosch beschikbaar als ziekenhuis. Het leverde hem de bijnaam Lodewijk de Goede op.
Minder goed was de heftige discussie die direct na de ramp losbarstte tussen verschillende predikanten. De ene helft zei dat dit Gods straf was voor het losbandige Leiden, de andere helft vond het een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Ook Bilderdijk was die mening toegedaan. Deze informatie staat in een herdenkingsboek dat donderdag is uitgebracht.
Volgens een van de schrijvers, Arti Ponsen, staan er in het boek veel nieuwe feiten over de ramp. „We hebben ontdekt dat de schipper ten tijde van de ramp niet aanwezig was op de schuit. Hij zat in zijn herberg in Delft. De geijkte verklaring voor de explosie -de schipper was dronken en stond schelvis te bakken naast de kruitvaatjes- klopt dus niet. Wat de werkelijke oorzaak geweest is, zal wel nooit meer boven water komen.”
De ramp wordt ook op ander manieren herdacht. Zo was er gisteren een conferentie over het onderwerp in het Kamerlingh Onnes Gebouw, dat op de vrijgekomen ruimte rond de plek des onheils is gebouwd. Het Stedelijk Museum De Lakenhal en het Regionaal Archief wijden er de komende maanden een tentoonstelling aan.