Rijkdom in Bahrein gaat sjiieten voorbij
SITRA - Zoals de meeste sjiitische dorpen in het schatrijke Golfstaatje Bahrein ligt Sitra weggestopt achter de glimmende winkelcentra, de schitterende wolkenkrabbers, zesbaanswegen en luxueuze strandhotels.
Het stoffige en arme Sitra ligt op minder dan 5 kilometer van de hoofdstad Manama. De meeste huizen zijn krakkemikkig gebouwd, de straten zijn ’s nachts nauwelijks verlicht en sommige wegen zijn maar half verhard.Op de hoeken van de straten hangen jonge mannen in goedkope trainingspakken rond. Bijna alle muren in het dorp zijn beklad met leuzen tegen de regering, of met beeltenissen van sjiieten die tien jaar geleden tijdens protesten tegen de regering het leven lieten.
Mohammed Jawad (55) maakte die rellen mee. Hij werd opgepakt, zat van 1994 tot 1996 vast en werd naar eigen zeggen gemarteld. Afgelopen zomer was het opnieuw onrustig in Bahrein, de thuishaven van de Amerikaanse Vijfde Vloot. „Op een dag zal de boel ontploffen. Als het niet vandaag is, dan morgen en als het niet morgen is, dan volgend jaar”, aldus Jawad.
Zijn zoon Hussein (18) kent een aantal van de jongeren die bij de rellen in de zomer betrokken waren. Ze zijn arm, werkloos en boos, en „kunnen het gewoon niet meer hebben”, zegt hij.
Zeventig procent van de 450.000 inwoners van het door soennieten bestuurde koninkrijk is sjiiet. Zij roeren zich weer, gesterkt door de opkomst van de Iraakse sjiieten en de door hen bewonderde sjiitische Hezbollahbeweging in Libanon. Tegelijkertijd vormt het geweld in Irak voor hen ook een schrikbeeld.
De koning, sjeik Hamad bin Isa Al Khalifa, heeft sinds zijn troonsbestijging in 1999 een aantal hervormingen doorgevoerd. Hij liet duizenden politieke gevangenen vrij, liet gevangenissen waar gedetineerden gemarteld werden sluiten en gaf bannelingen toestemming naar Bahrein terug te keren. Hij stond zelfs oppositiekranten, mensenrechtengroepen en non-gouvernementele organisaties toe, die in betrekkelijke vrijheid kunnen opereren. Politieke partijen blijven verboden, maar „politieke gemeenschappen” zijn toegestaan.
De belangrijkste sjiitische oppositiegroep, Al-Wefaq, veroverde bij de verkiezingen van vorige maand 17 van de 40 zetels in het parlement, maar boycotte de inauguratie van de nieuwe volksvertegenwoordiging, uit protest tegen de „marginalisering” van de sjiieten.
Veel sjiieten voelen zich als tweederangsburgers behandeld en wijzen op het geringe aantal sjiieten dat een baan bij de overheid vindt, of tot de rangen van leger en politie wordt toegelaten. Een kwart van de sjiieten in Bahrein stamt uit Iran. Voor veel soennieten in Bahrein is dat reden om vraagtekens te plaatsen bij de loyaliteit van de sjiieten aan hun land. Hussein, de 18-jarige zoon van Mohammed Jawad, zegt dat hij zich een Bahreiner voelt en niets anders. „Maar mijn geestelijke inspiratie komt van Iran.”
De grootste grief van de sjiieten is dat de overheid in hun ogen veel te gemakkelijk het staatsburgerschap verleent aan soennieten uit landen als Saudi-Arabië, Syrië, Jordanië, Jemen en Pakistan. Zij denken dat dit beleid is, om de bevolkingssamenstelling ten nadele van de sjiieten te veranderen. Overheidsfunctionarissen ontkennen dat een dergelijke praktijk bestaat; de sjiieten zijn overtuigd van wel, maar weten niet goed hoe zij voor hun rechten zullen opkomen - langs politieke weg of door protesten op straat. Maar de sjiieten willen wél snel actie, voordat zij door de bevolkingsimport tot een minderheid zijn gereduceerd.