Zes weken bedrust bij een maagzweer
AMSTERDAM - Het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde bestaat 150 jaar. Er veranderde veel in die tijd. Neem het houden van bedrust. Tot ver in de jaren vijftig van de vorige eeuw was het een zeer gangbare manier van behandelen.
Patiënten die een hartinfarct hadden, moesten drie weken plat. Voor een maagzweer stond zes weken bedrust. De zieken mochten zelfs hun bed niet uit voor een bezoek aan het toilet.Het is een van de voorbeelden die prof. dr. Jan van der Meer, tot 2000 als internist verbonden aan het Amsterdamse VU Ziekenhuis, aanhaalt bij het jubileum. De viering vindt zaterdag plaats in het Concertgebouw in Amsterdam. Het tijdschrift informeert sinds 1857 artsen elke week over nieuwe ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Het wetenschappelijke vakblad is een van de oudste ter wereld, samen met bladen als The Lancet en The New England Journal of Medicine.
Het is niet zomaar een tijdschrift. De redactie huist in een deftige villa, vlak bij het Concertgebouw. Er hangt dure kunst aan de muren. De bibliotheek telt 12.000 boeken, waaronder vele zeldzame exemplaren.
De (oud-)redacteuren vormen samen een vereniging die het blad in eigendom heeft. Dat garandeert volgens de gepensioneerde arts Van der Meer, zelf oud-redacteur, absolute redactionele onafhankelijkheid. Hij is co-auteur van het jubileumboek dat zaterdag verschijnt. Het gaat over de stormachtige ontwikkelingen die de geneeskunde de afgelopen vijftig jaar heeft doorgemaakt. Want niet alleen bedrust was halverwege de vorige eeuw gemeengoed. Patiënten lagen ook met dertig personen op zaal, ongeacht wat ze mankeerden. In Noord-Holland kwam bijvoorbeeld nog malaria voor. Psychiatrische patiënten kregen elektroshocks om rustig te worden.
De medische kennis en techniek hebben sindsdien revoluties ontketend. Dokters konden meer dan ooit. En dat bracht nieuwe maatschappelijk-ethische vraagstukken met zich mee rond bijvoorbeeld abortus, euthanasie en patiëntenrechten. Het tijdschrift speelde een belangrijke rol bij de vernieuwing van de geneeskunde. Van der Meer kan vele voorbeelden noemen. Niet alleen medisch-inhoudelijk, maar ook op ethisch gebied.
De inmiddels wereldberoemde internist W. J. Kolff uit Kampen schreef in 1943 in het tijdschrift voor het eerst over zijn vinding, de kunstnier, die later vele duizenden nierpatiënten het leven zou redden. Transseksualiteit, een onderwerp waar nauwelijks over werd gesproken, kwam in de jaren zestig in het blad aan bod en veroorzaakte veel discussie. Dat gold ook voor publicaties over richtlijnen voor artsen waarmee ze op een wettelijk verantwoorde manier abortussen konden uitvoeren en een handleiding voor verantwoorde euthanasie.
De laatste jaren hebben in het blad debatten gewoed over richtlijnen voor euthanasie bij doodzieke baby’s zonder overlevingskansen. Het tijdschrift bleek een belangrijk platform voor debat.
Over één onderwerp is Van der Meer niet tevreden: de gevaren van de omgang met asbest. Al in de jaren vijftig heeft het tijdschrift wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd dat aantoonde dat asbest grote gevaren opleverde voor de mensen die ermee moesten werken. Toch duurde het tot in de jaren negentig totdat er in Nederland een totaalverbod op het gebruik van asbest kwam.
Vele duizenden werknemers van bijvoorbeeld scheepswerven en installatiebedrijven zijn de afgelopen decennia overleden aan asbestkanker doordat ze op hun werk langdurig asbestvezels hebben ingeademd. Volgens Van der Meer zullen er de komende decennia nog veel meer slachtoffers vallen. Hij noemt het onbegrijpelijk dat de overheid niet eerder maatregelen heeft getroffen, ondanks de beschikbare kennis over de risico’s. Hij zegt met spijt: „De publicaties in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde hebben op dat terrein niet geholpen.”