„Overheid mag geen geloofsovertuiging in bescherming nemen”
APPELSCHA - De overheid is er niet om een specifiek geloof in bescherming te nemen, ook niet de joods-christelijke traditie.
Dat zei de ethicus prof. dr. Manenschijn, voormalig hoogleraar in de theologie en de filosofie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en aan de Theologische Universiteit Kampen, gisteren op de slotdag van de winterconferentie van de CSFR in Appelscha.De emeritus predikant van de Protestantse Kerk in Nederland zei principieel en daarom faliekant tegen de stelling te zijn dat er in een democratie alleen ruimte kan zijn voor levensbeschouwingen die de democratische orde erkennen. Mét oud- minister J. H. Donner zei hij dat de staat of de overheid niet mag regeren over de gewetens van de burgers. „De overheid is er niet voor om een specifiek geloof in bescherming te nemen, ook niet de joods-christelijke traditie.”
Volgens dr. Manenschijn is er in de grondwet geen enkele verwijzing naar de Decaloog of naar de Bergrede. „God houdt er niet van gedwongen gediend te worden. De kerk moet zich niet bemoeien met wetgeving van de overheid”, zei hij.
Met enige zorg ziet de emeritus hoogleraar nationalistische tendensen in Nederland ontstaan. Hij doelt daarmee op het debat over normen en waarden. Volgens hem zijn die voor de Amsterdamse grachtengordel heel anders dan in Urk. Niettemin is er voor dr. Manenschijn een aantal collectieve verplichtingen, zoals dat iedereen Nederlands spreekt, dat we erkennen dat we een antidiscriminatiewet hebben en dat er vrijheid van godsdienst is.
Volgens hem kan een democratische samenleving alleen bestaan indien levensbeschouwelijke pluriformiteit als een publiek goed wordt opgevat en gepraktiseerd. „Die verschillen in de samenleving dienen we te verdragen en we moeten erkennen dat die nooit door geweld zijn op te lossen”, aldus dr. Manenschijn. Een Bijbeltekst als: „Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen” is volgens hem niet gericht tegen de wereldlijke overheid, maar tegen de geestelijke overheid, het Sanhedrin. „Tegen de razernij van religieuze ijveraars, die Paulus ter dood wilden brengen, nam een heidense politieke overheid hem in bescherming. Ten aanzien van de wereldlijke overheid geldt het woord van Paulus dat we het gezag van de overheid moeten erkennen, want er is geen gezag dat niet van God komt; ook het huidige gezag is door God ingesteld. Alleen wanneer de staat een conflict uitlokt door de eis te stellen: Caesar of Christus, kunnen gelovigen maar één ding belijden: „Christus is Heer.”” Niettemin hoeft volgens dr. Manenschijn in een democratische samenleving met geloofsvrijheid dit conflict niet te ontstaan.
Conferentiepreses dr. B. Hengstmengel zei veel te delen van wat dr. Manenschijn zei. Wel vroeg hij zich af wat er verstaan dient te worden onder „de democratische orde erkennen.” Volgens dr. Hengstmengel houdt die erkenning niet in dat de democratie het beste politieke bestel is. „Wel dient men zich in principe te voegen naar besluiten die op democratische wijze tot stand zijn gekomen”, zo zei hij.
Mét dr. Manenschijn is dr. Hengstmengel van mening dat er grenzen zijn aan tolerantie. „Intolerante meningen kunnen niet meer getolereerd worden wanneer de maatschappelijke orde er feitelijk door wordt aangetast. Het gaat dan niet meer om opvattingen, maar om het feitelijk handelen naar die opvattingen”, zegt dr. Hengstmengel. Het hebben van een antidemocratische opvatting is volgens hem op zich niet strafbaar. „Maar wanneer gelovigen met een beroep op de Wet van God zich in hun handelen tegen de maatschappelijke orde keren, kan de overheid dit niet tolereren.”