Tolk van toppers en tobbers
Zijn advocatenpraktijk strekt zich uit over heel de wereld. Mr. Bob van der Goen adviseert captains of industry, maar treedt ook op voor slachtoffers van rampen in binnen- en buitenland. Op dit moment bepleit hij de zaak van een paar duizend inwoners uit Ivoorkust. Ze werden ziek toen afgelopen zomer op een nabijgelegen stortplaats giftig scheepsafval werd gedumpt. Voor Van der Goen staat vast dat het schip in kwestie nooit uit de Amsterdamse haven, waar het lag aangemeerd, had mogen vertrekken. „Ik denk dat de grondslag van de samenleving de rechtvaardigheid moet zijn.”
Nog maar nauwelijks was afgelopen zomer in de binnenstad van Utrecht een werftrap ingestort of de eerste journalist hing al bij Van der Goen aan de lijn. „Hij vroeg zich af hoeveel slachtoffers ik op dat moment inmiddels vertegenwoordigde”, zegt de advocaat. Het antwoord was: „Geen”, en in de zaak van de werftrap is dat zo gebleven. Van der Goen liet de zaak over aan collega’s, maar dat maakte de vraag niet minder begrijpelijk: veel gedupeerden zochten en zoeken hun heil bij hem.
De zaken waarvoor hij zich inzette en die de publiciteit haalden, zijn in een handomdraai te achterhalen. Tik in Google of een andere zoekmachine zijn naam in en een voor een komen ze voorbij: Van der Goen en de vliegramp in Tenerife, Van der Goen en de Bijlmerramp, Van der Goen en de legionellaramp op de West-Friese Flora en Van der Goen tegen vier hooligans die na een voetbalwedstrijd in Breda vier politiepaarden molesteerden met ijzeren staven, dranghekken en straatmeubilair.
Van recentere datum is de zaak tegen de zakenman en ’wonderbelegger’ René van den B. uit Hilversum, die door fraude en oplichting tientallen kleine vermogensbezitters dupeerde. „Ik las net dat zijn hechtenis tijdelijk is opgeheven, zodat hij tijdens de feestdagen thuis kan zijn”, zegt Van der Goen.Terecht?
De advocaat, die net aanstalten maakte om overeind te komen en koffie in te schenken, zakt terug in zijn stoel. „Terecht, terecht? Ik heb er eigenlijk geen mening over. Ik weet het niet.”
En als u er even over nadenkt?
„Iemand opsluiten is niet zomaar iets. Wie dat doet, neemt een grote verantwoordelijkheid. Wat geweldsmisdrijven betreft, vind ik dat we in Nederland te licht straffen. Maar financieel gedupeerden worden niet beter van een verdachte in een cel.”
Er valt een stilte. Van der Goen presenteert een pittig gekruide versnapering -„iedereen zegt daar ja tegen”- en schenkt alsnog koffie. Dan zegt hij: „Moet je mensen die de zaak financieel oplichten langdurig opsluiten? Dat is de vraag die je hier eigenlijk zou moeten stellen, maar het antwoord weet ik niet.”
Op dit moment is de advocaat in het nieuws met de kwestie Ivoorkust. In Afrika geldt de zaak inmiddels als een van de grootste milieurampen ooit. Van der Goen noemt het een zaak met een zware morele lading. Hij onderstreept de betrokkenheid van Nederlandse autoriteiten en ziet meerdere parallellen met de Bijlmerramp.
Het schip Probo Koala, eigendom van de in Nederland gevestigde scheepvaartmaatschappij Trafigura, speelt in het drama Ivoorkust de hoofdrol. Afgelopen zomer meerde het aan in de Amsterdamse haven nadat de bemanning tijdens de reis had geprobeerd het chemisch product nafta illegaal op te werken tot benzine. Zo gauw het giftig afval dat daarbij was vrijgekomen was gelost, begonnen omwonenden te klagen over de ondraaglijke stank.
Het afvalbedrijf dat de lading zou verwerken, bedong bij Trafigura een hogere vergoeding toen bleek met welke substantie het kreeg te maken. Toen het overleg daarover stagneerde en Trafigura met schadeclaims dreigde, nam de verantwoordelijk milieuambtenaar in Amsterdam een cruciale stap. De scheepvaartmaatschappij kreeg na overleg met het ministerie van VROM toestemming de giflading terug te pompen in de Probo Koala, waarna het schip met onbekende bestemming vertrok.
Van der Goen: „Het werd Ivoorkust, hoewel Trafigura heel goed wist dat zulk afval daar niet verwerkt kan worden. Daar vonden ze een of ander maatschappijtje, Tommy, waartegen ze gezegd hebben: Bekijk het maar. Dat bedrijfje dacht: We brengen het maar naar de gewone vuilstortplaats van Abidjan, de hoofdstad van Ivoorkust. Toen boze bewoners de boel blokkeerden, hebben ze het spul ’s nachts met vrachtauto’s verdeeld over achttien stortplaatsen waar de armsten van de armsten wonen. Die mensen daar hebben alles wat ze nog hadden in de steek gelaten en zijn gevlucht. Tien mensen zijn inmiddels overleden, vele duizenden werden ziek.”
Inmiddels heeft de zogeheten commissie-Boekhof vastgesteld dat het gif nooit de Amsterdamse haven had mogen verlaten. Van der Goen: „Er is over dit drama gepraat door de gemeenteraad van Amsterdam, het college, het ministerie van VROM, het kabinet. In het parlement is het geweest, ook in het Europese. De Europese Commissie heeft zich ermee beziggehouden, het secretariaat voor het verdrag van Bazel. Ik denk dat er al voor miljoenen is vergaderd, maar er gebeurt niets.”
Wat er zou moeten gebeuren, is voor Van der Goen duidelijk. „Hier moet een gezondheidsonderzoek plaatsvinden en autopsie van de mensen die zijn overleden, als dat nog kan. Elke dag die verstrijkt, is er een te veel. Je moet vaststellen hoe de mensen eraan toe zijn, zodat ze de juiste medische verzorging kunnen krijgen. Vervolgens kun je een relatie leggen tussen hun kwalen en wat er gebeurd is. Voor de aansprakelijkheid is dat van groot belang.”
Toen hij optrad voor slachtoffers van de Bijlmerramp was Van der Goen een van degenen die bij toenmalig minister Borst eveneens op een gezondheidsonderzoek aandrong. „Het heeft acht jaar geduurd voordat het er kwam. Later bood Borst excuses aan en zei: „Dit had meteen moeten gebeuren. Als ik één ding zou kunnen overdoen, is het dit.”
Balkenende, de man van de normen en waarden, is nu in de gelegenheid om voor deze slachtoffers in de bres te springen. Ik heb daar persoonlijk bij hem op aangedrongen in een brief. Marijke Vos van GroenLinks, die verschrikkelijk kritisch was toen ze hoofd was van de parlementaire enquêtecommissie bouwnijverheid en hoog van de toren blies, zit nu op het Amsterdamse pluche als wethouder en zegt: „Wij kunnen hier niets aan doen.” Ze hoopt zeker dat dit na enige tijd in de doofpot verdwijnt. Later kunnen de betrokkenen, net als destijds Borst, dan zeggen: „Eigenlijk hadden we wel wat moeten doen.””
Zo te horen bent u buitengewoon verontwaardigd?
„Het is onbegrijpelijk en moreel buitengewoon laakbaar dat er nog niets is gebeurd, terwijl er zo veel wordt gepraat over normen en waarden. In de Tweede Kamer is gevraagd: „Kunnen deze slachtoffers wellicht financieel worden ondersteund?” Het antwoord was: „Nee, het potje ontwikkelingshulp is hier niet voor.” Gelukkig heeft de Kamer vorige week opnieuw over de ramp gesproken. Voor dat gezondheidsonderzoek moet een paar miljoen komen, we moeten alles op alles zetten, zodat niemand de slachtoffers van deze ramp vergeet.”
In de zaken waarmee u bekend bent geworden, hebt u het nodige bereikt.
„O jawel. Na de vliegramp op Tenerife hebben we voor een paar van de nabestaanden een enorme schadevergoeding gekregen, voor die tijd misschien wel de hoogste die ooit is uitgekeerd. Na de legionallabesmetting op de Flora hebben we voor een weduwe een kort geding gevoerd. Voor het eerst sprak een rechter uit dat als je rondloopt op een tentoonstelling en ziek wordt door het inademen van schadelijke dampen de eigenaar van de whirlpool die dergelijke dampen verspreidt, aansprakelijk is. Die uitspraak heeft standgehouden tot de Hoge Raad.”
„Bij de Bijlmerramp raakte ik pas een paar jaar na dato betrokken. Ik werd gebeld door Maria, een Arubaanse, die niet tevreden was over haar advocaat. Ze sprak op een bloemrijke Arubaanse manier en gebruikte daarbij tot wanhoop van haar advocaat doorlopend Bijbelse begrippen en termen. Hoewel het moeilijk was aan te tonen dat de problemen van de slachtoffers een gevolg waren van de Bijlmerramp hebben we uiteindelijk voor het merendeel van die groep een paar duizend gulden per man gekregen via een speciaal slachtofferfonds. Overigens draaide het voor deze mensen vooral om de erkenning, het geld voerde niet de boventoon.”
Van de term letselschadeadvocaat moet Van der Goen weinig weten. „Die term is pas een aantal jaren terug ontstaan. Ik geloof niet zo in die kwalificaties. Wel is het zo dat wij waarschijnlijk via professor Bob Smalhout die bij ons adviseur is veel zaken doen over medische fouten. Afgezien daarvan hebben wij een veelzijdige praktijk, die zich met name op het internationale bedrijfsleven richt.”
Onder welke voorwaarden zou u bereid zijn geweest Mohammed B. te verdedigen?
„Onder geen enkele. Ik doe veel meer civiele zaken dan strafrechtzaken, maar los daarvan had ik mij nooit kunnen verenigen met zijn belang. Ik vind wel dat hij verdedigd moet worden, zoals ook Saddam Hussein recht op een advocaat heeft. Maar voor mij en voor ons kantoor is het niks.
Jaren geleden werd ik gebeld door een vrouw die in tranen zei: „Ik heb gehoord dat ik u moet spreken. Mijn man zit in de gevangenis, we hebben samen een camping en ik kan hem niet missen.” Daarop besloot ik naar de officier van justitie in Zwolle te gaan. Na een langdurig gesprek ging er een fax naar de gevangenis dat de hechtenis moest worden geschorst.
Kort daarop sprak ik de man zelf om te kijken welke vervolgstap we het best konden zetten. Ik zei: „U bent veroordeeld voor illegaal vuurwerk, dat vind ik niet zo best. Stel dat een van uw eigen kinderen daardoor een oog of een hand zou moeten missen, hoe staat u daar dan tegenover? Ik verdedig u, mits u mij met de hand op het hart belooft dat u daar nooit meer in handelt. Zo niet, dan is daar het gat van de deur.” De man vertrok en ik heb nooit meer iets van hem gehoord.”
Net als Bob Smalhout, met wie hij goed bevriend is, houdt Van der Goen zijn leeftijd graag geheim. „Er is nog een overeenkomst: Smalhout was anesthesist met hart en ziel en vond pensioen de grootste waanzin die er bestaat. Net als hij vind ook ik het gek om op je 65e te stoppen. Wat ik doe, doe ik met hart en ziel.”
Bent u net zo verknocht aan de advocatuur als Smalhout aan de anesthesie?
„Nee. Ik heb me voorgenomen om zodra ik het werk hier kan overdragen fulltime te gaan schrijven. Daar wil ik me helemaal op gaan toeleggen. Ik verheug me er reuze op. Al vanaf mijn veertiende ben ik ermee bezig. Ik zal het blijven doen zolang ik een pen kan vasthouden en nog geestelijk in orde ben.
Ik ben nu bezig een roman te schrijven over Afrika, waar ik veel voor Israëlische bedrijven heb gewerkt. Wat ik wil, is in verhaalvorm vastleggen hoe de situatie daar daadwerkelijk is, iets wat naar mijn idee nog niet overtuigend is gebeurd. Ook daarmee hoop ik een heel klein stukje aan de bewustwording van mensen bij te dragen. Dus ik ben nog heel wat van plan.”
Wat houdt u nog in de advocatuur als u al zo lang zo graag fulltime wilt schrijven?
„Door de tijd heen heb ik ontdekt dat ik toch wel aan het advocatenberoep gehecht ben. Ooit belde een cliënt, die dreigde zijn zakenpartner met wie hij ruzie had onmiddellijk dood te schieten als ik niet meteen beschikbaar was voor een gesprek. Ik zat in een vergadering, maar dacht: Je weet maar nooit, laat hem maar komen. Ik heb hem wat gekalmeerd en hem laten praten. Langzaam kwam ik erachter wat er was gebeurd: bedrogen door een zakenrelatie, al zijn geld kwijtgeraakt.
Toen hij was uitgepraat, zette ik het verhaal op papier en liet het hem lezen. Terwijl hij dat deed, knapte hij helemaal op. Je zag hem weer tot leven komen, rustig worden. Hij zei: „Ja, ja, dat is het, zo is het precies gegaan.” Dat heeft niets met juridische kennis te maken. Het heeft te maken met taal, met het vermogen om vanuit het gezichtspunt van je cliënt naar voren te brengen wat hij wil zeggen. Heel veel agressie vloeit dan al weg.
Dat is de kern van ons vak, je vertolkt de gevoelens van toppers en tobbers en brengt hun probleem onder woorden zoals ze dat zelf eigenlijk zouden willen. Als je daarin slaagt, geeft dat je op zichzelf al een goed gevoel.”
U noemde wat overeenkomsten tussen u en Smalhout. Deelt u ook zijn fascinatie voor de Bijbel?
„Ik ben er niet mee opgevoed en heb me er ook nooit zo in verdiept. De laatste tijd ben ik er, mede voor een boek dat ik geschreven heb, wel in gaan lezen. En ik moet zeggen dat er veel literatuur in staat, dat fascineert mij wel. Het Hooglied bijvoorbeeld dat is prachtig, dat is pure poëzie.
Maria, mijn cliënte van de Bijlmervliegramp, is buitengewoon gelovig. Ik heb er veel met haar over gepraat. Op een van de herdenkingsdiensten hebben we met z’n tweeën een lied gezongen. Toen zei ze: Ik dacht dat jij ook gelovig was, maar dat ben ik niet. Wel geloof ik dat wat zij gelooft echt is. Als ik zie hoe zij het beleeft, dat is zo verschrikkelijk puur, echt en mooi. Ik zou niet durven zeggen: Dat kan allemaal niet waar zijn. Ik las net in NRC dat er een oneindig aantal universums bestaat. Voor onze menselijke geest is dat al zo onbegrijpelijk, zouden wij dan het lef hebben om te zeggen wat waar is en wat niet?
Wat ik geloof is dus dat iemand anders kan geloven en dat dat terecht kan zijn. Ik kan het nog anders zeggen: Ik geloof dat anderen gelovig zijn en daar geloof ik in.”
Vanuit welke overtuiging beoefent u uw vak als u zelf nergens in gelooft?
„Ik denk dat de grondslag van de samenleving de rechtvaardigheid moet zijn. Natuurlijk leeft dat bij iedereen, maar je moet dat daadwerkelijk beoefenen. Het kwaad is alleen te bestrijden door de principes van de rechtvaardigheid trouw te zijn. Guantanamo Bay vind ik daarom de grootste fout die Amerika maakt. Als je een groep gevangenen aanwijst en zegt: „Deze mensen hebben geen recht meer”, speel je Bin Laden in de kaart, want die wil oorlog. Die zegt: „Kijk, zij doen dat ook.” Wat je moet doen in de samenleving is de rechtvaardigheid zo goed mogelijk dienen. Je moet dat niet alleen met de mond belijden, maar ook daadwerkelijk doen. Als advocaat draag ik daar op een heel kleine en bescheiden manier hopelijk iets aan bij.”