Een over het paard getilde fat

Couperus en Den Haag worden meestal in één adem genoemd. Geen wonder, want hij werd er in 1863 geboren, groeide er op en schreef er zijn mooiste romans. Een echte couperiaanse plek is dan ook het Louis Couperus Museum aan de Javastraat in de hofstad. Om maar even zijn meest geciteerde uitspraak te noemen: „Zoo ik ièts ben, ben ik een Hagenaar.”

Marie van Beijnum
14 August 2002 08:13Gewijzigd op 13 November 2020 23:44

Je rijdt er snel aan voorbij, omdat het zo smal tussen de huizen in staat, het Louis Couperus Museum. Een chic naambord op Javastraat 17 verraadt echter dat het niet om een normale woning maar om een bijzondere gaat. Het Couperus Museum bevindt zich op de parterre. De Javastraat ligt in de Haagse Archipelbuurt. Dit is de 19e-eeuwse stadswijk waarin veel personages uit Couperus’ boeken ronddwalen. Het bekendst is wel Eline Vere, het dolende en behaagzieke burgermeisje uit de gelijknamige roman.

Couperus kende de Archipelbuurt op zijn duimpje. Als schooljongen woonde hij aan Nassauplein 4 en zijn eerste roman schreef hij op Surinamestraat 20. Het museum bevindt zich schuin tegenover de Surinamestraat. Het huis Javastraat 17 heeft geen directe relaties met Couperus. Wel was het de studio van de Haagse kunstenaar Albert Vogel. Vogel streed voor meer erkenning voor het werk van Couperus. Vogels stiefdochter Caroline de Westenholz, kunsthistorica en voorzitter van de Stichting Louis Couperus Museum, stelde Javastraat 17 ter beschikking van de Stichting Louis Couperus Museum, zodat het in 1996 kon worden geopend.

In de zomer van 1995 begon men met de restauratie van het pand, vertelt een van de museumvrijwilligers, mr. R. A. Bussink, op een regenachtige zomernamiddag. Hij wijst op de marmeren schouwen, het eiken parket en de gestuukte plafonds. „Dat zat allemaal achter andere dingen verborgen. Na het uitbreken kwamen de mooie dingen zoals de betimmeringen tevoorschijn. ’t Is nu in oude luister hersteld.”

Eerste drukken
Het museum bevat een aantal persoonlijke voorwerpen en meubelstukken van Couperus. Zo komen het schrijfbureau van Couperus en het grote olieverfportret van zijn vader John Ricus Couperus hier volkomen tot hun recht. Op het bureau staan een lamp en diverse portretten. Eén portretje nam hij overal mee naartoe, dat van zijn moeder op 15-jarige leeftijd. In 1891 trouwde Louis Couperus met Elisabeth Wilhelmina Johanna Baud. Op foto’s en portretten valt te zien dat zij meestal een grote hoed draagt. Dit om te voorkomen dat men de blik vestigt op haar overigens geringe oogafwijking.

Het Couperus Museum bezit de vrijwel complete serie eerste drukken van Couperus’ boeken, alsmede de belangrijkste secundaire literatuur. Ook beheert het museum een aantal particuliere bruiklenen, zoals het servies van de familie Couperus. „Er komen soms ook verre nazaten van Couperus naar het museum. Niet zelden bieden zij stukken te leen aan”, aldus Bussink. Het servies draagt het wapen van Couperus’ overgrootouders van vaders zijde.

De permanente tentoonstelling in het museum biedt inzicht in het leven en werk van Couperus. De tijdelijke exposities hebben steeds een wisselend thema tot onderwerp - tot en met 13 oktober is de verspreiding van het werk van Louis Couperus in het Engelse taalgebied bijvoorbeeld te bekijken. Opvallend genoeg deed Couperus het goed in Engeland.

Eigenlijk had Couperus weinig met Den Haag. In 1878 keerde de in 1863 in Den Haag geboren schrijver terug op vaderlandse bodem na een verblijf van vijfenhalf jaar in Batavia. „En ik vond het in Holland verschrikkelijk.” Op school ontstonden er problemen. Hij bleef in 1881 voor de tweede keer zitten. Op aanraden van zijn vader ging hij van school af en volgde een thuisstudie MO Nederlands. Hij begon te schrijven. In 1889 zag zijn eerste roman, ”Eline Vere”, het licht. Naderhand leidde Couperus met zijn vrouw een reizend bestaan. Hij verkende Italië en Sicilië, ging naar Nederlands-Indië en zou later zelfs het Verre Oosten aandoen. Hij beleefde in een week Rome meer, zei hij zelf, dan in een jaar Nederland. In 1900 vestigde hij zich in het mondaine Franse Nice. Toen hij in 1915 werd gedwongen te repatriëren in verband met de oorlog, belandde hij weer in Den Haag en leidde hij daar het leven van een nette Hagenaar.

Brillantine
Couperus was een dandy bij uitstek. In het museum staat een treffend gelijkende kunststof pop van hem, gemaakt door de Rotterdamse kunstenaar Sjoerd Didden. De pop kan zowel zitten als staan. Het is een man met een wat rond gezicht, gewelfde lippen en een snor. Het haar glanst van de brillantine. Koninklijke Meddens BV kleedde hem aan in de stijl van een negentiende-eeuws costume de soir. Niet toevallig, want Couperus schafte zijn kleding meestal bij Meddens aan.

Verfijnde manieren en vrouwelijke elegantie waren de schrijver zeker niet vreemd en maakten hem een buitenbeentje. Hij kleedde zich als een dandy uit het fin de siècle met ringen aan al zijn vingers en spits gevijlde nagels. Toen hij tussen 1915 en 1920 het land doorging om lezingen te houden, waren de commentaren niet van de lucht. „Zie je wel, Couperus kan natuurlijk niet anders een lezing houden dan in een zaal met fluweel behangen, vol Rembrandts en andere kostbare schilderijen en tegen een ouden Bhoedda aan. Hij moet natuurlijk blanke bloemen (geen Aäronskelken, o vrienden, maar arumkelken, want Mozes’ broêr had niets met mijn kelken te maken) en orchideeën om zich hebben en een kanten doekje onder zijn waterbokaal en dan waarachtig een zuil, om tegen te leunen!”

Zijn gekunstelde uitspraak, zangerig stemgeluid en beeldende gebaren werden zowel bewierookt als bekritiseerd. Hij was een elegante wereldse verschijning, geaffecteerd tot op het bot. In het strenge Nederland van toen, schrijft De Westenholz, „was hij een over het paard getilde Haagse fat.”

Openingstijden Louis Couperus Museum donderdag tot en met zondag 12.00-17.00 uur. Voor groepen ook andere tijden, op afspraak. Gesloten op nationale feestdagen. Toegankelijk voor gehandicapten. Toegangsprijs 2,20 euro. Adres: Javastraat 17 in Den Haag. Informatie: www.louiscouperus.nl, tel. 070-3640653. Dit is het zevende deel in een serie over schrijversmusea. Volgende week: het Betje Wolff Museum in Midden-Beemster.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer