Geraakt door de ene snaar van Kohlbrugge
Afhankelijk van God, koninklijk onafhankelijk van de mensen, zowel van hun lof als van hun blaam. Dat heeft de jubilerende ds. M. van Campen de afgelopen 25 ambtsjaren voor ogen proberen te houden. Een gesprek over belofteprediking, de beste ouderling en de noodzaak van studie in de pastorie.
Warm piëtistisch geloofsleven was voelbaar in het Sprang-Capelse milieu waarin Mathijs van Campen (1950) opgroeide. Het was de wereld van de oude schrijvers, een wereld waarin het besef van Gods heiligheid en de noodzakelijkheid van persoonlijke bekering centraal stonden, zegt de predikant. Met grote dankbaarheid denkt hij terug aan oma en moeder. „De beste preek die ik gehoord heb, was hun leven.”
Na zijn studie theologie was ds. Van Campen hervormd predikant te Poederoijen-Loevestein (1977), Vlaardingen (1981), Woerden (1987) en Waddinxveen (1994). Sinds maart 1998 is hij fulltimedocent aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Ondertussen vordert zijn promotieonderzoek naar de visie op de Joden in de zeventiende en de achttiende eeuw onder voetiaanse en coccejaanse theologen.
Ondanks alle respect voor zijn vroegere thuis maakte ds. Van Campen later andere theologische keuzes. „Het was toch een klimaat van voorwaardelijkheid. Dat heeft me persoonlijk veel strijd gegeven. Mag je wel vluchten tot Christus? Of gaat daar wat aan vooraf? Wanneer mag je de hand leggen op de beloften Gods?”
Een leraar geschiedenis bracht de jonge Van Campen op het spoor van de Geneefse reformator. „Ik kocht een Institutie, tweedehands, voor 45 gulden, en werd in verwarring gebracht. Bij Calvijn trof ik een rijke belofteprediking. Niets van mij, alles van Christus. Het werd balsem op mijn ziel. Ook ging ik Kohlbrugge lezen, en werd geraakt door de ene snaar op zijn viool: de prediking van het Lam Gods.”
„Ik wilde eerst bioloog worden”, vertelt de predikant, „toen in het laatste jaar van de hbs de Heere mijn weg krachtdadig heeft omgebogen, tot mijn eigen verbazing. Als ik een gaventest had gedaan, was ik zeker geen predikant geworden. Maar als de Heere roept, geeft Hij ook bekwaammakende genade. Na 25 jaar is er geen enkele reden voor een lintje, ik weet, het klinkt clichéachtig, maar: wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen? Ik ben er telkens van overtuigd geweest dat je ook als predikant leeft van het gegevene.”
Van Campens ontdekking van het reformatorisch erfgoed werd tijdens zijn studie theologie in Utrecht verdiept. Hij werd student-assistent bij prof. dr. S. van der Linde en schreef bij prof. dr. C. Graafland een -later uitgegeven- doctoraalscriptie over de belofteprediking van Calvijn. „Mijn eerste jaren in de Bommelerwaard, in Poederoijen, ging ik sterk kohlbruggiaans preken. Er waren mensen die boos op me werden omdat ik altijd maar Christus verkondigde en niets over mezelf vertelde. Toch heeft de Heere deze prediking rijk gezegend. Want er waren ook mensen die vanuit een wettisch, voorwaardelijk klimaat zicht kregen op het Lam Gods.”
Ontdekking van zonde is een zeer wezenlijk deel van het geloof, maar het gaat er niet aan vooraf, verzekert ds. Van Campen. „We denken snel te rooms, zo van: nu heb je genoeg zondekennis om de genade te ontvangen. Die gedachte is met de Reformatie juist afgeschaft. Ellendekennis is onderdeel van je geloof, maar geen opstapje.”
Tijdens zijn 25-jarige ambtsperiode heeft de predikant wel eens momenten van crisis gehad. „In Woerden merkte ik op een gegeven moment dat ik tijdens catechisatie de aansluiting met de jeugd ging missen. Landt de boodschap nog wel? Ik heb de vraag in het gebed neergelegd, en er lang met mijn vrouw over gesproken. Toen ben ik zelf lessen gaan maken met interactieve elementen erin, zonder tekort te doen aan Schrift en confessie. De crisis in de catechese merkte ik ook in de prediking. Gelukkig heb ik erdoor mogen komen. Ik geloof dat de traditie van Reformatie en Nadere Reformatie nog steeds veel te bieden heeft. Het is een drogreden te denken dat je er komt met een klakkeloos imiteren van Willow Creek, of met een simpele, actualistische of psychologiserende prediking. Onze schuld, dát is onze diepste nood. En die moet benoemd worden in een eigentijds taalveld, daar mogen we zegen van verwachten.”
De jubilerende predikant constateert dat helaas tradities en vormen het maar al te vaak voor het zeggen hebben. „Christusprediking gaat schuil achter een schema van dogma’s. De prediking kan vaak zo vrijblijvend zijn. Ik heb ontzettend veel moeite met het ’legitiem onbekeerd zijn’. Het lijkt soms ernstiger om niet aan het heilig avondmaal te gaan dan wel. Aan de andere kant zie je tegelijk een grote openheid naar de cultuur. Met het risico dat je erdoor wordt verzwolgen. We moeten oppassen voor vanzelfsprekendheid, zowel in het bekeerd als in het onbekeerd zijn.”
Ds. Van Campen adviseert zijn collega-predikanten vooral te blijven studeren. „Als je zelfstandig in de gemeente wilt staan, heb je studie nodig. Steeds vaker zie je dat predikanten en ouderlingen daar niet aan toekomen. Recent zei een collega tegen me: „Ik kom niet verder dan de Waarheidsvriend.” Zeker, het is een prachtig blad, maar als je het alleen daarmee moet doen voor prediking en catechese, is de basis wel heel smal. Soms wordt te gemakkelijk geschermd met de Reformatie of de Nadere Reformatie, terwijl je bij doorvragen in lucht prikt. Als predikant moet je de moed hebben om te zeggen: Het centrale van mijn ambt is de woordbediening. Dat vraagt studie.”
Van groot belang in de pastorie is dan ook een echtgenote die haar man volledig steunt, zegt de vader van vier kinderen. „Je beste ouderling is je vrouw, zei ds. G. Boer destijds. Als zij niet voor 200 procent achter je staat, is het werk niet te doen. De opvoeding ligt voor een groot deel op haar schouders. Ik heb altijd alle tijd en ruimte van mijn vrouw gekregen, tot in de vakanties toe. Het eindeloos corrigeren van teksten door haar scheelde me enorm veel tijd. Je bent gezegend als je zo’n vrouw hebt.”
Aanstaande zondag preekt ds. Van Campen in Poederoijen, de gemeente waaraan hij 25 jaar geleden werd verbonden. Inmiddels heeft hij geen eigen gemeente meer. De laatste jaren is hij toegegroeid naar het docentschap aan de Christelijke Hogeschool in Ede (CHE). Elf jaar geleden begon ds. Van Campen als parttimedocent, de laatste vier jaar was hij fulltimedocent. De verhuizing van Waddinxveen naar Ede vindt dezer dagen plaats.
„Mensen vragen me wel eens of ik niet terugverlang naar de pastorie. Maar de combinatie predikant-docent bleek de laatste tijd niet meer mogelijk. Ik heb het gevoel dat de Heere een aantal draden heeft gesponnen voor het onderwijs in Ede. Trouwens, ik heb helemaal niet zo het gevoel dat er veel veranderd is: ik mag blijven preken. En als docent ben je bezig met de opleiding gemeenteopbouw, je staat dicht bij het gemeentewerk. De relatie met studenten is vaak pastoraal van aard.”
Wel verlangt de predikant -„als ik heel eerlijk ben”- bij alle vergaderwerk en onderwijsvernieuwingen wel eens terug naar het kleinschalige leven van een gemeente. „Het leven in de pastorie, het optrekken met de kudde heeft iets bekoorlijks.”