Opinie

Christen heeft verantwoordelijkheid jegens beroepsprovocateurs

De roemruchte liedjeszanger Robert Long wordt vandaag in Den Haag begraven. Een ernstige ziekte leidde in korte tijd tot zijn einde; vorige week woensdag overleed hij. Kunnen christenen opgelucht ademhalen omdat een grove spotter voorgoed zwijgt of blijven ze achter met schuldbrieven?

W. B. Kranendonk
22 December 2006 14:36Gewijzigd op 14 November 2020 04:23

Als Robert Long aan één groep in de samenleving een hekel had, dan waren het wel de „gristenen.” Hij haalde werkelijk alles uit de kast om deze mensen tot in het diepst van hun ziel te grieven. „Als vloeken nodig is om die lui te raken, zal ik dat niet nalaten,” zei hij ooit in een interview met Trouw. Long had het grootste plezier als christenen op hun achterste benen stonden vanwege zijn blasfemische liedjes.Robert Long heette in werkelijkheid Bob Leverman. Zijn artiestennaam ontleende hij aan zijn rijzige gestalte. Leverman was 1,92 meter, vandaar de naam Long. Geboren in Utrecht, groeide hij op in het Veluwse dorp Ederveen, waar zijn moeder, een gescheiden vrouw, werk kreeg als huishoudster op een boerderij.

In deze plaats maakte Robert Long kennis met het orthodox-gereformeerde milieu. Volgens hem had zijn moeder het er vanwege haar scheiding moeilijk en kwam hij zelf in botsing met de heersende normen omdat hij al op jonge leeftijd blijk gaf van zijn homoseksuele gevoelens. In deze tijd ontwikkelde zich zijn intense afkeer van het gezag en van het christelijk geloof, vooral van het gereformeerde. „Als God bestaat, dan is Hij beslist niet gereformeerd”, zo luidt de slotregel van zijn gedicht ”Perenbloem”, dat handelt over Ederveen.

Onder vuur
Long heeft met zijn zangkunst een levenslange strijd gevoerd tegen „geloof en bekrompenheid.” Zijn aanvallen waren vlijmscherp. Hij ontzag daarin niets en niemand. Long was een beroepsprovocateur. Zo zag hij zichzelf ook. „Kwetsen waar het kan”, daar was hij op uit. Daarbij was Leen Jongewaard zijn metgezel. Samen met hem maakte hij de show ”Tot hiertoe heeft de Heere ons geholpen”, waarin het gereformeerde belijden en het gereformeerde leven zwaar onder vuur lagen.

Van protesten trok Robert Long zich niets aan. Sterker, hij had er een sardonisch genoegen in als „gereformeerde predikanten en hun kudden” tegen hem te hoop liepen. „Dan geniet ik met volle teugen.” Dat bleef hij tot in het laatst van zijn leven doen. Eerder dit jaar bracht hij een cd uit met de titel ”Duivels genoegen”, waarin hij zijn woede verwoordt jegens God, Die „alles wat de wereld kleurt, genadeloos heeft afgekeurd.”

Een agressieve vorm van kanker was er de oorzaak van dat hij vorige week na een ziekbed van enkele dagen overleed. Zijn begrafenis had hij zelf al geregeld. Die moet vooral een groot feest van oude bekenden zijn. De liedjes daarvoor maakte hij zelf. „Ik heb er plezier in dat de mensen nog een keer om me zullen lachen. Wel jammer dat ik er zelf niet bij kan zijn.”

Longs stem wordt niet meer gehoord. Zijn spotternij is gesmoord. En toch is dat geen reden voor christenen om opgelucht adem te halen. Niet alleen omdat de cd’s met zijn songs nog volop worden verkocht. Ook niet omdat er in zijn plaats een ander zal opstaan die de draak zal steken met het christelijk geloof. Zeker, dat zal allen die de Naam van Christus liefhebben tot droefheid stemmen. Dat gaat hen in de diepste zin van het woord ter harte. Althans, zo zou het moeten zijn.

Eigen geweten
Maar er is meer. Long wist van de Bijbel, wist van het bestaan van een God in de hemel. Hoezeer hij Diens bestaan ook ontkende. Hij wist dat er één Naam onder de hemel gegeven is tot behoud van mensen. Juist zijn diepe afkeer van het christelijk geloof was het bewijs dat deze boodschap hem nog raakte. De Amerikaanse theoloog Packer zei vorig jaar tijdens een rede in Londen: „Hoe meer een atheïst het godsbestaan ontkent, hoe harder hij roept, des te duidelijker is dat hij tegen zijn eigen geweten ingaat. Degene die luid fulmineert tegen God gelooft meer in Hem dan degene die God negeert en Hem doodzwijgt.”

In interviews heeft Robert Long meer dan eens gezegd schoon genoeg te hebben gekregen van het christendom omdat in zijn jeugd kerkelijke mensen zijn gescheiden moeder met de nek aankeken werd en omdat hij getreiterd werd vanwege zijn voorliefde voor jongens. „Ze wisten het altijd beter. Wij deden het nooit goed. We waren voor hen de personificatie van het kwaad.” In ”Perenbloem” geeft hij lucht aan zijn woede:

opmaak, gedicht coderen aub

Ze hield van mij maar voor het dorp bleef zij die stadse,

Die schoenen droeg en van haar man af was gegaan

(…)

Vlak na de oorlog was gescheiden zijn een schande

En ook om mij zal ze de stad wel zijn ontvlucht.

Toch is het maar de vraag of dit de diepste oorzaak is van Longs vervreemding van het christendom en van zijn afkeer van het geloof. Dat christenen bepaald gedrag afkeuren, begrijpen veel niet-christenen nog wel. Maar het is ook hier de toon die de muziek maakt. Geschiedt die afkeuring en bestraffing vanuit een hoogmoedige gestalte of vanuit bewogenheid, vanuit zorg om het heil van de ander die in de zonde leeft? Dat is het kardinale verschil.

Zijn leven lang heeft Long gespot. Daartegen hebben kerken en christenen vele malen hun stem verheven. En terecht. Wanneer de naam van God bezoedeld, bespot en gevloekt wordt, mag niemand zwijgen. Zelfs niet als de spotter zich daar niets aan gelegen laat liggen. Niet het resultaat telt, maar de opdracht geldt. De protesten waren zeker op hun plaats. Net zoals die bijvoorbeeld zijn gehoord tegen het optreden, dit jaar, van de Amerikaanse zangeres Madonna en tegen films zoals ”The Passion of the Christ”.

Betrokkenheid
Maar de waarschuwing alleen is niet voldoende. ”Waarschuwen tegen” kan en mag niet zonder ”bidden voor” gebeuren. Wie heeft in de achterliggende decennia gebeden voor Robert Long? Wie was bekommerd om het heil van zijn ziel? Ook hij was een mens, geschapen voor de eeuwigheid. Net zoals Madonna en andere popsterren die zich afzetten tegen het christelijk geloof.

„Christenen moeten zich afvragen of zij hun medemens niet te gemakkelijk verloren laten gaan,” schreef de Duitse theoloog Peter Beyerhaus enkele jaren geleden. Die vraag moet ook gesteld worden bij het overlijden van Robert Long en bij het aanhoudend blasfemisch optreden van Madonna. Is er inderdaad betrokkenheid op de naaste die in duisternis wandelt? Is die zorg er bij hen die door genade mogen wandelen in het licht? Of leeft de gedachte: Het helpt toch niet?

De nadere reformator Jodocus van Lodenstein schreef in het midden van de zeventiende eeuw zijn boek ”Beschouwinge van Zion”, waarin hij een treurige beschrijving gaf van de toestand van kerk, volk en staat in ons land. Daarin stelde hij: „We zeggen dat roomsen verloren gaan, maar we geloven het niet, want we doen er niets aan.” Daarmee maakte Van Lodenstein zichzelf medeverantwoordelijk voor het on- en bijgeloof in de samenleving. Hij voelde zich medeplichtig.

Leeft dat besef nog voldoende? Wie in de bevindelijk gereformeerde kring beseft dat hij medeplichtig is aan het gedrag van Robert Long? Van Lodenstein schreef: „Mea culpa, ik heb schuld aan het verval, aan de goddeloosheid in ons land.” En hij wist zich een hoeder van zijn roomse of zijn ongelovige, atheïstische medemens.

Die vraag naar medeverantwoordelijkheid is zelfs te stellen aan degenen die hun stem verheffen, die zich beijveren om te protesteren tegen godslastering. Want ook hier geldt: Gaat het om het eigen belang, om het risico voor de eigen groep, of worden Gods eer en het heil van de naaste beoogd? Het gevaar is niet denkbeeldig dat het behoud van eigen kerk, organisatie en zuil vooropstaat. Terwijl intussen een hele samenleving verloren gaat.

De reformatoren en de voormannen van de Nadere Reformatie waren bewogen met het gehele volk. Zij hoopten op en baden voor een nationale reformatie. Daarvoor werden bede- en boetedagen gehouden. In hun preken tintelde het van zorg over het verval van de natie, van de hele bevolking en zagen ze uit naar de bekering van de enkeling, binnen en buiten de kerk.

De Russische voorganger Nikolai Chrapow, die jarenlang vanwege zijn geloof gevangenzat, zei eens: „Weet je waarom Stalin de kans kreeg om zijn goddeloze bewind te voeren? Omdat wij zo weinig voor hem hebben gebeden.” Zou dat de reden zijn dat Long kon spotten, dat Madonna haar gang kan gaan? Dat geeft te denken op de dag van de begrafenis van Robert Long.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer