… gekomen tot het Zijne
Onze samenleving maakt zich op om kerstfeest te vieren. Ja, onze seculiere samenleving! Die van de Heere en van Zijn Gezalfde niet weten wil. Die Hun banden verscheurt en Hun touwen van zich werpt (Psalm 2). Maar kerstfeest, of kerstmis zoals men zegt, hoort erbij. Met alles waarmee het glans gegeven wordt. Ondertussen: een heidens kerstfeest. Los van God. Los van de God van Israël, Die Zich op aarde openbaarde in de gekomen Zoon, gekomen tot het Zijne.
Hebt u zich ook voorbereid om het kerstfeest te vieren? Voor zover we deze dagen onder de prediking van het Evangelie zullen zijn, zal de boodschap van Kerst ons weer worden verkondigd: „U is heden geboren de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere.” Zijn naam is Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.Bijzondere relatie
De vraag is of we voldoende beseffen wat het betekent dat de Heere Jezus gekomen is „tot het Zijne.” Zo immers lezen we in de bekende proloog op het Johannesevangelie. „Hij is gekomen tot het Zijne” (Johannes 1:11). Onze statenvertalers lichten het klip en klaar toe in hun kanttekening bij dit woord: „dat is: tot het Israëlitische volk, uit welk Hij Zijn menselijke natuur heeft aangenomen, en hetwelk Hij tot Zijn eigendom had verkoren, en tot hetwelk Hij bijzonderlijk gekomen is, niet alleen na Zijn menswording door de prediking des Evangelies, maar ook vóór Zijn menswording door vele verschijnselen, openbaringen en verlossingen.” De naar deze wereld gekomen Zoon van God had een bijzondere relatie met het volk waaruit Hij is gesproten. Zodanig zelfs dat met goddelijke autoriteit gezegd wordt dat Hij tot dat volk gekomen is.
Dit getuigenis stemt overeen met wat Hijzelf later zou zeggen tot een heidense vrouw uit Kanaän, die Hem aanklampte in haar nood. Weliswaar heeft Hij haar geholpen. Maar niet dan nadat Hij haar te verstaan had gegeven dat Hij allereerst gekomen was „voor de verloren schapen van het huis van Israël.” Als het heilig Kind Jezus nog maar veertig dagen telt, wordt er van Hem gezongen in de tempel. Hoe wordt Hij genoemd? „Een Licht tot verlichting der heidenen”, van de volken dus. Jawel. Maar van al die volken wordt toch heel in ’t bijzonder Israël genoemd: „en tot heerlijkheid van Uw volk Israël.”
We mogen dat op kerstfeest niet vergeten. Gods Zoon heeft het menselijke vlees aangenomen. Het was Israëlitisch vlees. Laten we de geboorte van de Heere Jezus gedenken door tevens te denken aan het volk waarbinnen Hij geboren is. Israël, tot wie Hij zo specifiek gekomen is!
U zegt: „Ja maar, ze hebben Hem verworpen. Lezen we immers niet in één adem: „En de Zijnen hebben Hem niet aangenomen”?” Het valt helaas niet te ontkennen. De meesten van Zijn volksgenoten begeerden de Heere Jezus niet als hun Zaligmaker. De Zoon des mensen was gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren is. Maar ze lieten zich aan hun verlorenheid niet ontdekken. En daarom stuitte Zijn zaligmakend woord en werk af op hun harde hart. Ze hebben Hem niet aangenomen. Niet zonder reden riep de Heere Jezus het „wee u!” uit over de onbekeerlijkheid van Israël.
Gebed en voorbeeld
Ik zou rond Kerst 2006 willen zeggen: denk eraan dat de Heiland allereerst voor de Zijnen, voor Israël gekomen is. Dat feit is zelfs niet door hun afwijzing teniet gedaan. De genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk. Al wees het Israël van toen en al wijst het Israël van nu zijn oudste Broeder af, nog steeds zijn ze beminden om der vaderen wil. God heeft Zijn volk niet verstoten.
Laten we een voorbeeld nemen aan de apostel Paulus, als hij zegt: „Het gebed dat ik voor Israël doe, is tot hun zaligheid”, gericht namelijk op hun behoud. Hun afwijzing van de gekomen Messias was hem „een grote droefheid en een gedurige smart.”
Zou het dat ook niet bij ons zijn? Wat een zegen zal het zijn als ooit Gods belofte van hun behoud in vervulling zal gaan: „Alzo zal geheel Israël zalig worden” (Rom. 11:26). Als dan ook Israël gaat knielen bij de kribbe. Niet alleen de heidense wijzen, maar ook het eigen volk van de Joden.
Bijna 300 jaar geleden wees Thomas Boston zijn Schotse gemeente op het grote belang van dat gebed: „Hebt u liefde voor de kerk? Hebt u hart voor het werk van de Heere? Ziet u uit naar een bloeiende toestand van de kerk die nu zo in verval is? Dan moet u bidden voor de bekering van de Joden. Bent u verlangend naar een opleving van het ware werk des Heeren in de kerken die nu als droge beenderen terneer liggen? Begeert u te zien dat de Geest des levens er Zijn intrek in neemt? Bid dan voor Israël!”
Zo’n gebed kan niet vrijblijvend zijn. Degenen die christen heten, moeten in hun woord en daad Israël tot jaloersheid verwekken. Door zelf voor Hem te knielen en in Zijn wegen te gaan. Hoor naar het appel van Wilhelmus à Brakel, een Nederlandse tijdgenoot van Boston: „Veracht de Joodse natie niet. Laat uw liefde tot Israël uitgaan. Heb medelijden met hun staat, nu hun verharding nog niet geëindigd is. Bid voor hun bekering. Maar bovenal: overtuig hen door een heilige wandel en toon door een heilig leven dat gij (!) wandelt in de voetstappen van hun (!) vader Abraham.”
Komt, laten wij aanbidden, die Koning!