„Kerk doet niets met mediacultuur”
AMSTERDAM - Kerken stellen zich te terughoudend op in de mediacultuur. Zij hadden voorheen een centrale rol in de printcultuur, maar misten de overgang naar de digitale samenleving. Zodoende zijn ze gemarginaliseerd en spelen ze nauwelijks een rol van betekenis in het publieke domein, stelt dr. Ineke de Feijter, deskundige op het terrein van media, cultuur en kerk.
Zij promoveerde woensdag aan de Vrije Universiteit op de studie ”The Art of Dialogue. Religion, Communication and Media Culture” (De kunst van het dialogiseren. Religie, communicatie en mediacultuur). De Feijter (47) is docent religie en levensbeschouwing aan de theologische faculteit van de VU en begeleidt het mastersprogramma media, religie en cultuur.Het optreden van Paulus in Athene (Handelingen 17:15-34) ziet zij als een beeld voor de huidige situatie van het christendom en religie in het algemeen. „Net zoals Paulus toentertijd, worden religies vandaag de dag uitgedaagd om te communiceren in een markt van ideeën, religieuze waarden, meningen en geloofspraktijken. In een omgeving, doordrenkt van elektronische, digitale media.”
De promovenda analyseert in haar proefschrift eerst uitvoerig de mediacultuur waarin de moderne beschaving is aanbeland. Niet alleen is het hele leven doordrenkt van de media, ook de media zelf vervullen een ’religieuze’ rol met hun symbolen, iconen, rituelen, vormen van gemeenschap en subculturen. Media bepalen de agenda en oefenen daarmee druk uit op alle sociale instituten, waaronder de kerken.
De gevestigde institutionele kerken weten echter nauwelijks hun houding te bepalen ten aanzien van de nieuwe culturele realiteit van de mediacultuur, vindt de promovenda. „Helaas is er nauwelijks sprake van grondig theologisch onderzoek naar deze problematiek. Wel naar het postmodernisme, maar de onderliggende relatie tussen nieuwe uitvindingen van informatie en communicatietechnologie en de daarmee gepaard gaande sociaalculturele historische veranderingen worden over het hoofd gezien. Die hebben echter wel grote impact op religie.”
Concurrerend
De mediamarkt is een concurrerende markt die in toenemende mate ook inhoudelijk wordt vormgegeven door mediaprocessen zelf. „Zij is een Areopagus, waar mensen inzichten, meningen en waarden, symbolen, iconen en rituelen naar eigen voorkeur zoeken, vinden en vormgeven. Ook zingevingsvragen behoren hiertoe. Religieuze instituten kunnen in dat opzicht geen zogenaamd exclusieve rechten meer doen gelden en zijn niet langer de primaire bron van religieuze informatie. Net zoals in de dagen van Paulus, moeten ze vanuit een marginale positie opereren.”
De huidige kerken gaan volgens De Feijter nog te veel uit van een communicatiemodel dat gebaseerd is op eenrichtingsverkeer. „De kerken zitten nog te veel vast aan het beeld van de media als instrument, namelijk om informatie over te brengen. In de huidige media speelt echter het interactieve een belangrijke rol. De media zijn meer cultuurdrager dan instrument of werktuig.
Wie de media eenzijdig ziet als instrument om informatie over te brengen, krijgt ook geen daadwerkelijke communicatie. Mensen doen immers eigen dingen met informatie, soms zelfs helemaal anders dan de zender beoogt.
En deze vorm van informatieoverdracht werkt ook niet meer in deze tijd. Mensen zoeken zelf en laten zich niets voorschrijven door instituten. Zij willen antwoorden op hun levensvragen en gebruiken daarvoor de media.
Ik zie in dit nieuwe zoeken naar waarheid overigens ook overeenkomsten met de Bijbelse visie op de mens als beeld van God. De ander is geen object, maar een gelijkwaardig schepsel. Kerken hebben niet afzonderlijk de waarheid in pacht, maar zijn met elkaar en de wereld op zoek naar de waarheid. De waarheid is niet iets wat je aan de ander oplegt. Zo verkondigde Paulus zijn boodschap in Athene.
Daarom zoek ik de kracht in de dialoog. Dialoog wil zeggen dat je de ander serieus neemt en respecteert, dat je samen op zoek gaat. Het is een misvatting dat je daarbij je eigen identiteit opzij zou moeten zetten.”
Blijft de vraag of de boodschap van het Evangelie zich wel verdraagt met de oppervlakkige mediacultuur, waar alles vooral kort, snel en weinig diepgaand moet verlopen.
„Dat klopt, maar daarom bepleit ik ook diepgaande bezinning op mediacultuur en vooral op wat er vandaag de dag gebeurt met het publieke domein. Kennen we nog onze verantwoordelijkheid hiervoor, of laten we het over aan de commerciële krachten? Kerken kunnen veel meer betekenen in de mediacultuur. De publieke ruimte en de dialoog als communicatievorm staan onder zware druk, terwijl er diepe behoefte aan is in een democratische samenleving. Kerken zouden daarin een voortrekkersrol kunnen spelen. Als broedplaats van dialoog en als stem op de markt. Dat is iets anders dan klagen dat zij niet serieus worden genomen of dat men hen alleen nodig heeft als er iets aan de hand is.
Jammer genoeg zitten kerken nog te veel vast in hun printcultuur. Zij gebruiken wel steeds vaker internet, maar zonder een duidelijke visie op wat nieuwe media aan vormen van communicatie vragen. Wat ze brengen, is vaak niet meer dan een veredelde vorm van een kerkblad.”
De promovenda onderzocht recente beleidsdocumenten op het gebied van media en communicatie van de verschillende Europese kerken en concludeert dat vooral de Finse kerken er gunstig uitspringen. Zij hebben een duidelijke beleidsvisie op mediacultuur en brengen die ook in praktijk, zowel binnen de kerk als in de relatie met media.
In Nederland trof De Feijter tot haar grote verbazing niet één fundamenteel beleidsdocument over media aan. „Er zijn wel documenten over communicatieafdelingen en verbetering van de public relations, maar niet over de dieperliggende vragen hoe de kerk haar plaats dient in te nemen in de publieke ruimte van de media. Waarom zijn er geen mensen van de kerk in praatprogramma’s terwijl de onderwerpen hen wel betreffen, of zelfs over hen gaan?
De publieke ruimte komt steeds meer in de ban van commercialisering, kijkcijfers en het debat, dat uitsluitend gericht is op scoren, winnen en kortetermijndenken. De kerk heeft in het verleden haar roeping gezien op gebieden als onderwijs, gezondheidszorg en milieu. Zij zou het nu als een uitdaging kunnen zien om haar verantwoordelijkheid te nemen voor het geestelijke milieu, in de ruime zin van het woord, dat overal bedreigd wordt. En dus het publieke domein kunnen helpen bewaren en dialoog helpen aanleren.”