Libanese helden opgesloten in gebouwen van regering
BEIROET - De Libanese ministers logeren sinds de moord op industrieminister Pierre Gemayel, eind november, dag en nacht in de Grand Serail, de regeringszetel in Beiroet. Sinds een dag of tien worden ze ook nog eens belegerd door aanhangers van Hezbollah. „Dit is een staatsgreep, geleid via een afstandsbediening in Damascus en Teheran”, zegt minister Nayla Moawad.
Het is minister Ahmed Fatfat niet aan te zien dat hij sinds eind november niet meer thuis is geweest. Zo lang al -sinds de moord op industrieminister Pierre Gemayel- logeren de ministers in de imposante kazerne uit het Ottomaanse tijdperk in het centrum van Beiroet.„Koffie of thee?”, vraagt Fatfat. Nee, de bevoorrading van de Grand Serail is nog geen probleem. De ’belegerde’ ministers hebben het een stuk comfortabeler dan de aanhangers van de oppositie die sinds tien dagen voor de poorten van de regeringszetel kamperen.
Het is zelfs best gezellig, zegt Fatfat. „We hebben een heleboel werk gedaan nu we hier allemaal bij elkaar zitten.”
Ahmed Fatfat is behalve Libanees minister van Jeugd en Sport ook een Belg. Hij studeerde in Leuven en had tot 1986 een dokterspraktijk in Sint-Lambrechts-Woluwe.
Van achter het prikkeldraad en de tanks die de Serail moeten beschermen tegen een bestorming, worden de ministers uitgescholden voor dieven en landverraders.
Toch spreekt Fatfat niet over een belegering. „Wij zitten hier uit veiligheidsoverwegingen na de moord op Pierre Gemayel, niet omwille van de betogers daarbuiten.” Zondag is Fatfat naar Tripoli in het noorden van het land getrokken om daar een pro-regeringsbetoging van honderdduizenden mensen toe te spreken. „Het spreekt voor zich dat dit in het geheim is gebeurd. Zelfs mijn echtgenote wist niet dat ik de Serail had verlaten, tot ze me op televisie zag.”
Prikkeldraad
Maar of het nu een belegering is of niet, de ministers kunnen slechts met de grootste moeite het geroep van de straat negeren. „Kom, laten we al wandelend praten”, zegt minister van Sociale Zaken Nayla Moawad, gekleed in een perfect donkergroen mantelpakje en net terug van de kapper. Vandaag, een dag na de laatste megabetoging, is het vrij rustig buiten en het geklater van de fontein volstaat om de marsmuziek van Hezbollah te overstemmen.
„Nee, ik voel mij echt niet als Marie-Antoinette”, zegt Moawad, verwijzend naar de vrouw van koning Lodewijk XVI die na de Franse Revolutie gevangen werd gehouden. „Integendeel: deze keer zitten de echte helden binnen.”
Nochtans wordt een bestorming van de Serail niet uitgesloten. Michel Aoun, de christelijke bondgenoot van Hezbollah, zei zondag nog dat „het prikkeldraad rond de Serail de druk van de betogers niet zal weerstaan.”
Nayla Moawad heeft goede redenen Aoun te wantrouwen. Zij is de weduwe van oud-president René Moawad, die in 1989 vermoord werd na een ambtstermijn van slechts zeventien dagen. Dat was in de periode dat Libanon twee rivaliserende presidenten had; de ander was Michel Aoun.
„Ik weiger die menigte te beschouwen als de oppositie”, zegt Moawad hautain. „Dit is geen oppositie in de democratische, westerse zin, want deze betoging is geheel georganiseerd door Hezbollah. En Hezbollah is een staat binnen de staat die via de afstandsbediening wordt geleid door Syrië en Iran. Nee, wat wij meemaken is een staatsgreep die begonnen is op 12 juli 2006, toen Hezbollah zonder iemand te consulteren ons land in een oorlog met Israël heeft gestort.”
Intussen slaagt de politiek er niet in het land goed te besturen. Fatfat: „We hebben nu allebei aangetoond dat we in staat zijn om honderdduizenden mensen op de been te brengen.” En een oplossing is geen stap dichterbij gebracht. De enige manier is dan ook om opnieuw rond de tafel te gaan zitten, zegt Fatfat, „want met geweld is nog nooit iets bereikt in Libanon.”