Broers en zussen in de kunst
Titel: ”Family Affairs. Broers en zusters in de kunst”
Auteur: León Krempel, Rainer Zuch e.a.
Uitgeverij: Mercatorfonds, Brussel, 2006, ISBN 90 6153 644 8
Pagina’s: 208
Prijs: € 30,-.
Zeven kinderen uit één gezin die kunstenaar zijn. Van wie er zes bovendien hun leven lang in het ouderlijk huis blijven wonen. Niets blijkt vreemd te zijn. In ”Family Affairs. Broers en zusters in de kunst” zijn kunstzinnige broers en zussen uit twaalf eeuwen bij elkaar gebracht. Soms moet je kop of munt gooien om te besluiten wie van je broers of zussen kunstenaar mag worden. Dit vonden Liesbeth en Angelique Raeven (1971). Ze zijn niet alleen zussen, maar ook nog een eeneiige tweeling. Het besluit van de tweeling werd echter na een paar jaar herzien, want beiden volgden later een kunstopleiding. Foto’s van hun veelzeggende videoprojectie ”Love knows many faces” (2005) laten twee broodmagere zussen zien. De tweeling wordt door een camera gevolgd terwijl ze in modderig water elkaar proberen te verdrinken. Later zijn er opnames die hen in een omhelzende pose laten zien.
De projectie van de Raevens illustreert het onderzoek naar verhoudingen tussen kunstenaarbroers en -zussen. Dit jaar was er in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel een tentoonstelling te zien waar diverse broer-zusrelaties in beeld waren gebracht. Hoewel de catalogus het werk van ruim honderd kunstenaars laat zien, beslaat het (niet gepubliceerde) voorwerk een onderzoek naar 1500 kunstenaarbroers en -zussen.
Het vroegste voorbeeld zijn de kloosterzusjes Harlinde en Relinde (8e eeuw) die zich met textiel bezighielden. Het meest recente voorbeeld zijn de broers Benoit en Frédéric Platéus (resp. 1972 en 1976), twee Belgen die gefascineerd zijn door skateboards en graffiti. Het is juist deze contrasterende opzet die het boek aantrekkelijk maakt om te lezen.
Gezinspsychologie
Rainer Zuch, hoogleraar in Marburg, bespreekt in een inleidende tekst op de catalogus familieverhoudingen door de eeuwen heen. Hij relativeert duidelijk de invloed van genen. León Krempel durft zich te wagen aan dé vraag: Hoeveel kunst zit in de genen? En wat daarna belangrijk is: Welke impact hebben broer- en zusterparen op de ontwikkeling van hun artistieke identiteit? Dat deze vragen niet makkelijk te beantwoorden zijn, wordt al snel duidelijk.
Opmerkelijk is het dat ”Family Affairs” nauwelijks voorbeelden geeft van broers en zussen die met elkaar rivaliseren. Een uitzondering is de video van de zussen Raeven. In bijna alle gevallen wordt natuurlijke concurrentie omgezet in hoge(re) productie. Kunstenaarbroers en -zussen blijken vindingrijk te zijn om óf een eigen weg te gaan óf juist samen te werken met een ander gezinslid. De vraag is echter of deze gebruikte voorbeelden een getrouwe weergave zijn van de werkelijkheid. Dat wrijvingen in relaties zelden openbaar gemaakt worden, weet iedereen.
Kunst en individu
Kunst hoeft, zeker voor de achttiende eeuw, helemaal niet individueel te zijn. Dit blijkt duidelijk in het werk van kunstenaarfamilies. Een voorbeeld is het gezin Dietsch, waar zes van de zeven kinderen zich specialiseerden in de weergave van bloemen en planten. Pas aan het eind van de negentiende eeuw ontstaat het kiezen van een pseudoniem. Kunst als de „allerindividueelste expressie” lijkt vandaag de dag echter niet meer zo populair te zijn. Collectief is in. Zowel in de architectuur als in de mode en beeldende kunst wordt steeds meer naar samenwerking gestreefd. Waarbij bovendien bloedbanden nog eens extra aantrekkelijk zijn.
Hoewel de auteurs menen dat hun onderzoek volstrekt vernieuwend is, zijn kunstenaarskinderen uit hetzelfde gezin vaker onderzocht. Een bekend voorbeeld is de familie Ter Borch, van wie het Rembrandthuis vorig jaar tachtig tekeningen tentoonstelde. Dit neemt echter niet weg dat ”Family Affairs” de lezer inzicht geeft in de ontwikkeling van kunstenaarskinderen. Bovendien is een beetje psychologie bij kunst best aardig.