Die man van de trias politica
Titel: ”Over de geest van de wetten”
Auteur: Montesquieu; vertaling Jeanne Holierhoek
Uitgeverij: Boom, Amsterdam, 2006
ISBN 90 8506 072 9
Pagina’s: 904
Prijs: € 64,50.
„O ja, die man van de trias politica.” De afgelopen twee jaar kreeg vertaalster Jeanne Holierhoek de reactie geregeld te horen. „Men vraagt dan niet meer verder, want men denkt al te weten waar je mee bezig bent. Maar Montesquieu heeft over veel méér dingen geschreven!” In 1748 verschijnt een boek dat tot op heden een geweldige invloed heeft op het denken over recht en politiek: ”De l’Esprit des Lois” van baron Charles de Montesquieu. Het biedt de grondslag voor de klassieke leer van de drie machten, de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht.
Die leer is neergelegd in boek XI, hoofdstuk 6, over de Engelse staatsinrichting. Als je je alleen op deze leer concentreert, zegt vertaalster Jeanne Holierhoek (59), doe je het werk tekort. „Montesquieu heeft het in deze 900 bladzijden werkelijk over álles, over economie, over klimaat, over ziekten, slavernij, belasting. Hij behandelt de staatsvormen van despotie, democratie, aristocratie en monarchie, van China en Japan tot Griekenland. Zorgvuldig weegt hij de voor- en nadelen tegen elkaar af. En ineens stuit je dan op een tegeltjeswijsheid, dat is heel grappig.”
”Over de geest van de wetten” (uitgeverij Boom, Amsterdam) werd onlangs gepresenteerd in de oude Tweede Kamer, in aanwezigheid van politici en juristen en van een acteur die zich, geheel in aristocratisch-Romeinse stijl, had verkleed als Montesquieu. „Ik mocht als eerste het woord voeren, dat is toch wel bijzonder”, blikt Holierhoek terug. „Uitgevers doen nogal eens alsof een vertaling vanzelf ontstaat.”
Ze studeerde Franse taal- en letterkunde. Na 35 jaar doceer- en vertaalwerk kan ze een indrukwekkend cv overleggen, met vertalingen van Potocki, Picasso, De Beauvoir, Tournier, Guibert, Voltaire, Audouard. Inspiratie ontleent ze aan de vele collega-vertalers om haar heen. Holierhoek is drie maanden lang ”translator in residence” van het Europäisches Übersetzer-Kollegium (EÜK) in het Duitse provinciestadje Straelen, gelegen op zo’n 10 kilometer afstand van Venlo. Met 30 appartementen en 18.000 woordenboeken in 270 talen mag het EÜK zich het grootste vertalershuis van Europa noemen.
Hoe verkreeg u deze grote vertaalopdracht?
„Een jaar of acht geleden vertaalde ik al een selectie van de ”De l’Esprit des Lois”. Daarom lag het voor de hand mij te vragen het hele boek te vertalen. Ik voelde me op heel veel punten onzeker, en heb tegen de uitgever gezegd: „Ik wil het graag doen, maar ik kan het niet alleen.” Toen heeft Wouter van Gils voor mij een leescommissie van drie hoogleraren samengesteld, vakmensen op het gebied van het recht en van de filosofie. Dat was erg fijn. Maandelijks kwamen we in Amsterdam bijeen om het werk te bespreken.”
Wat voor soort taal gebruikt Montesquieu?
„Je kunt zeggen dat hij over wetenschappelijke onderwerpen schrijft in de elegante taal van de salons. Maar ook, en dat is het lastige, in de abstracte taal daarvan. Het woordje ”arts”, dat wij nu kennen als ”kunsten”, betekende in de achttiende eeuw: alles wat door mensenhanden is gemaakt. Ik geloof dat ik het ook nooit met kunsten heb vertaald, maar nu eens met techniek, want dat bedoelde hij dan, dan weer met ambacht. Dat was het lastige bij het vertalen: niet alleen dat woorden veel verschillende betekenissen hebben, maar ook dat Montesquieu zich erop toelegt woorden met veelomvattende betekenissen te gebruiken.”
Vanwaar halverwege het boek die merkwaardige bede tot de muzen?
„Je ziet dat Montesquieu het zwaar heeft gehad, hij struikelt het boek bijna uit. Op het eind van zijn leven ziet hij slecht en dicteert de tekst aan secretarissen. Je merkt het, de tekst is hier en daar nogal springerig, al slaat hij soms ook expres schakels in de keten van zijn redenering over. Montesquieu roept de muzen aan omdat hij gebukt gaat onder vermoeidheid, hij bidt om inspiratie. Ontroerend vind ik dat.
Overigens: het is geen bede tot de God Die hij officieel erkent. Montesquieu was katholiek en getrouwd met een protestantse vrouw. Het was de tijd van de verlichting. Waarschijnlijk hing hij een soort deïsme aan: er is wel een God Die alles in gang heeft gezet, maar verder moeten wij het zelf uitzoeken. Hij heeft wel de laatste sacramenten gehad, deed ook z’n uiterste best om te voorkomen dat zijn boek zou worden verboden, hetzij door de koning, want de kritiek op het absolutisme is nogal heftig, hetzij door de kerk. Uiteindelijk heeft de katholieke kerk het toch verboden, omdat hij het Rooms-Katholicisme te veel op één lijn stelde met andere godsdiensten.”
„Wat we aan het christendom te danken hebben”, schrijft Montesquieu, „is een bepaald soort politiek recht voor het binnenlands bestuur en een bepaald soort volkenrecht ten behoeve van volken in oorlog, waar de mensheid niet erkentelijk genoeg voor kan zijn.” Wat voor type christendom heeft Montesquieu dan op het oog?
„Hij heeft het over een christendom dat liefde predikt. Die invloed op de zeden en gewoonten van volken waardeert hij. De islam zet hij toch wel heel erg weg als een godsdienst van het zwaard, met alleen maar wreedheid. Dat vind ik een eenzijdige visie. Bij Rousseau is dat anders, die denkt veel positiever over de islam.
Los van die vergelijking is het natuurlijk een aardige gedachte als hij zegt dat het christendom een verzachting van de zeden brengt. Hij zegt ook ergens: „Nou, als je de islam en het christendom naast elkaar zet, dan hoef je toch geen drie keer na te denken welke godsdienst je zou omhelzen.” Morele zaken zijn voor Montesquieu belangrijker dan het waarheidsgehalte. Het gaat hem om het effect van godsdienst op het volk en de zeden.”
Op welk punt bent u door Montesquieu verrijkt?
„Niet op één speciaal punt, het is meer zijn manier van denken die mij heeft verrijkt, en zijn manier van schrijven. Hij zegt aan het begin: „Lezer, ik maak het u niet gemakkelijk, u moet zelf maar een beetje doordenken”, en dat moest ik bij het vertalen natuurlijk ook. Ik heb nog nooit mijn hersens zo goed gebruikt als in de afgelopen twee jaar. Dat was heerlijk. Een speciaal punt? Misschien dan toch die gematigdheid van hem, het zoeken naar haalbare oplossingen. Ik vind die afgewogenheid prachtig. Te zeggen van: „Ja, je kunt het wel anders willen, maar het is nu eenmaal zo.””