Ga ook eens naar de kerk...
De ontkerkelijking neemt toe. Maar de christelijke kerk blijft belangrijk. Dat blijkt uit het feit dat kerkgangers vrijgeviger zijn dan andere Nederlanders. Leden van de kerk houden zich vaker bezig met vrijwilligerswerk. Zelfs voor seculiere organisaties. Dat alles komt naar voren in een deze week gepubliceerd rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Natuurlijk is het aardig dat christenen wegens hun goede werken een aai over de bol krijgen. Maar moeten zij er blij mee zijn?
Het bedoelde beeld -kerkgangers geven en helpen meer dan anderen- is niet nieuw. De bevolking van het Romeinse Rijk liep in de derde eeuw na Christus terug door oorlogen en een pestepidemie. Dionysius van Alexandrië schreef daarover: „De meesten van onze broeders bezochten zonder voorzorgen zieken en verzorgden hen prima als dienaren en helpers in Christus. Zij werden door anderen met ziekte besmet, kregen die en leden eraan zonder te klagen.”Heidenen gedroegen zich anders. Zij joegen degenen weg die het begin van de ziekte vertoonden. Zelfs als het mensen betrof die hun lief waren. Zij wierpen lichamen zonder die te begraven weg om contact met doden te vermijden. Wellicht prees Dionysius zijn geloofsgenoten te uitbundig en wees hij te beschuldigend naar de heidenen. Maar ook uit andere bronnen is bekend dat christenen een groot deel van de armen in Rome onderhielden. Ook als ze niet tot de kerk behoorden.
De maatschappelijke relevantie van de kerk bestaat ondertussen niet alleen uit geven en vrijwilligerswerk. Die beide aspecten hebben vooral betrekking op het hier en nu. Dat is in de actuele cultuur eigenlijk alleen nog belangrijk. Maar de diepste motivatie van vrijgevigheid en hulp ligt voor een christen in het feit dat de Zaligmaker alles gaf, zelfs Zijn leven, voor vijanden. Niet slechts om hen tijdens hun leven, maar ook daarna te redden. Er bestaat een realiteit na de dood.
Gelukkig komt in het rapport ook de motivatie achter die vrijgevigheid en dat vrijwilligerswerk enigszins aan de orde. Het constateert dat „binnen de kerken normen worden gepropageerd, die mensen stimuleren tot sociale activiteiten.” En kerken blijken naar voren te komen „als een gunstig milieu voor allerlei vormen van sociaal engagement. Ze gebruiken Bijbelse normen, verhalen en voorbeelden om gelovigen bewust te maken van menselijke noden en te mobiliseren.”
En buiten de kerk? Velen zien zichzelf als godsdienstig. Zij geloven in een buitenzintuiglijke werkelijkheid of in een hogere macht. Toch gaan ze nooit naar de kerk. Ze participeren niet in het kerkelijk leven. Het SCP-rapport vreest terecht dat deze geïndividualiseerde manier van geloven in de toekomst tot minder maatschappelijk engagement zal leiden. Kerkgangers worden daarentegen via de proclamatie van Gods liefdewet en Zijn Evangelie telkens bepaald bij hun roeping.
Het feit dat binnen kerken een positieve motivatie leeft tot geven en helpen heeft een minder plezierige keerzijde. Het rapport vertelt namelijk ook dat er steeds minder mensen regelmatig naar de kerk gaan. Van de mensen tussen de 21 en 70 jaar bezocht in 1966 nog 42 procent telkens op zondag de kerk. In 2004 bleek dat percentage in de bedoelde categorie schrikbarend gedaald tot 14 procent. Als nu buitenkerkelijken achterblijven in vrijgevigheid en vrijwilligerswerk, betekent dit dat de samenleving minder sociaal wordt. Grimmiger.
Het zou goed zijn als de aandacht voor kerkgangers niet zou blijven steken bij de kwestie wat zij doen met hun tijd en geld. Maar als ook voor hun diepste motivatie meer belangstelling bestond. Om het grimmiger worden en afzakken tot een lager sociaal niveau van de samenleving tegen te gaan. Met andere woorden: Ga ook eens naar de kerk. Haar normen en waarden zijn zo gek nog niet.