Begrip „behulpzaam” speelt cruciale rol
APELDOORN - De zaak tegen filosoof Ton V. kan opnieuw belangrijke jurisprudentie opleveren over de vraag welke hulp bij zelfdoding justitie ontoelaatbaar acht.
Het OM bekijkt deze zaken van geval tot geval. In het verleden hebben processen tegen zelfmoordconsulenten zowel in vrijspraak als in straf geresulteerd. Cruciaal daarbij was steeds de vraag in hoeverre de verdachten kon worden verweten dat ze anderen bij de zelfdoding in juridische zin „behulpzaam” waren geweest.Op 23 maart 2005 oordeelde de Hoge Raad dat zelfmoordconsulent W. M., eveneens werkzaam voor De Einder, terecht was veroordeeld tot een jaar celstraf, waarvan acht maanden voorwaardelijk. Hij was, zo oordeelde de raad, behulpzaam geweest bij de zelfmoord van een 81-jarige vrouw.
Zo zette M. op papier uiteen met welke methoden zij haar leven kon beëindigen. De vrouw koos uiteindelijk voor een combinatie van verstikking, alcohol en medicijnen, nadat M. kort voor haar dood bij haar thuis de werking van een plastic zak met elastiek had gedemonstreerd.
De Hoge Raad verwierp in dit arrest het argument dat consulenten die het plegen van de daad aan anderen overlaten, vrijuit gaan. Niet alleen instructies tijdens de zelfdoding, maar ook de informatie die daarvoor wordt gegeven, kan onder de noemer van „behulpzaamheid” vallen, aldus de Hoge Raad. Het gaat daarbij om instructies in concrete situaties, waarbij de consulent aanwezig is, de regie heeft en als het ware dicteert wat er gebeurt.
Ook een 73-jarige consulent van De Einder uit Castricum is zowel door de rechtbank in Alkmaar als door het gerechtshof in Amsterdam veroordeeld voor hulp bij zelfdoding, zij het dat het hof de eerste straf van twaalf maanden cel terugbracht tot vier maanden onvoorwaardelijk en acht voorwaardelijk.
H. organiseerde voor een 25-jarige vrouw een pillenruil, met het opzettelijk doel haar in het bezit te brengen van medicijnen waarmee zij haar leven kon beëindigen. Volgens justitie was hij niet de aangewezen persoon om te bepalen of de vrouw ondraaglijk leed en kwam haar besluit tot zelfdoding door zijn toedoen in een stroomversnelling. Belangrijk aspect in deze zaak is dat justitie het argument dat consulenten die niet lijfelijk aanwezig zijn bij de zelfdoding vrijuit gaan, afwees. H. heeft intussen een cassatieverzoek ingediend bij de Hoge Raad.
Een psychologe van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) werd op 10 juni 2003 vrijgesproken van ongeoorloofde hulp bij zelfdoding aan een 43-jarige vrouw met ernstige psychische problemen. De vrouw verzamelde zelf de benodigde pillen en zette daarna op eigen kracht haar voornemen tot zelfdoding in daden om. Ook deze psychologe gaf informatie over zelfdodingsmethoden, maar volgens justitie beperkte ze zich door de vrouw alleen te attenderen op bestaande publicaties en websites en liet ze het besluit wat daarmee te doen aan de vrouw zelf.
Omdat de patiënte behoefte had aan morele ondersteuning nam zij op eigen initiatief kort voor en na de inname van de dodelijke dosis medicijnen telefonisch contact op met de psychologe van de NVVE. Deze beperkte zich echter tot luisteren en het stellen van de vraag hoe de vrouw zich voelde. Van behulpzaamheid was daardoor geen sprake, aldus het vonnis van de rechtbank in ’s-Hertogenbosch.