Opinie

Asielzoeker niet altijd gediend met gewone procedure

Mr. Marianne Verhage-van Kooten reageert op de reacties van Paul Visser en A. Vente (in het RD van respectievelijk donderdag en maandag) op haar artikel van 22 november over de uitspraken van minister Verdonk.

6 December 2006 09:28Gewijzigd op 14 November 2020 04:20
VERDONK…de rechter heeft gesproken…
VERDONK…de rechter heeft gesproken…

Mijn artikel van 22 november was een reactie op het interview met minister Verdonk in het RD van 17 november. Ik toets haar uitspraken aan mijn ervaringen als juridisch adviseur en geef aan de hand van een in acht jaren opgebouwd dossier aan dat er dingen gezegd worden die strijdig zijn met mijn ervaringen in de praktijk van alledag. Dat mensen vanwege hun zieligheidsfactor een verblijfsvergunning moeten krijgen, zijn niet mijn woorden, maar is een interpretatie van Paul Visser en bezijden de waarheid.Ik vind zeker niet, zoals Visser suggereert, dat aan rechterlijke uitspraken geen gevolg moet worden gegeven. Waar ik de vinger bij gelegd heb, is dat wanneer de minister aangeeft dat de rechter heeft gesproken, dit in het bestuursrecht een andere betekenis heeft dan in het strafrecht.

Mijn cliënten (sinds 1998 in Nederland) hebben in 2001 een verblijfsvergunning aangevraagd vanwege het feit dat zij buiten hun schuld Nederland niet kunnen verlaten. Deze aanvraag is in augustus 2001 door de IND afgewezen. Mijn cliënten hebben hiertegen direct bezwaar aangetekend. Maart 2004 volgt daarop een ongegrondverklaring. In juli 2005 komt het onderzoek op de rechtszitting en de uitspraak volgt in september 2005.

De vraag die centraal staat, is of „eisers hebben aangetoond (tot augustus 2001, MVvK) dat zij staatloos zijn en buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken.” Wat moet de bestuursrechter in dezen zeggen? Ik citeer: „Voor zover het de pogingen betreft die dateren van na het afgeven van de beschikking in augustus 2001 kan de rechtbank deze niet bij de beoordeling betrekken.” Dit betekent dus dat al het bewijsmateriaal dat tussen augustus 2001 en september 2005 verzameld is, in het verhaal van de rechter niet meegenomen kan worden.

Laat het nu het geval zijn dat er vóór 2001 nog weinig bekend was over de situatie van Koerden uit Syrië. Na 2001 komt daarover veel materiaal boven tafel, inclusief ambtsberichten van het ministerie, waardoor duidelijk wordt dat Syrische Koerden in zeer veel gevallen, ook al zijn ze in Syrië geboren en getogen, niet de Syrische nationaliteit hebben (in verband met de arabiseringspolitiek van de Ba’athpartij wordt in de jaren zestig tienduizenden Syrische Koerden de nationaliteit ontnomen) en daarmee ook niet geregistreerd zijn en geen identiteitsdocumenten hebben.

Van deze mensen nu wordt gevraagd (nee, ze hebben hun papieren niet weggegooid of opgegeten) in Nederland met papieren die ze nooit gehad hebben en volgens de Syrische ambassade ook nooit zullen krijgen, te bewijzen dat ze staatloze burgers uit Syrië zijn. Dit terwijl het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van juli 2003 zelf aangeeft dat „aan in Syrië geboren Koerden die niet in het bezit zijn van de Syrische nationaliteit geen papieren worden verstrekt inclusief geen papieren om terug te keren.”

Onrechtvaardig
Waar ik nu de vinger bij leg, is dat het voor deze mensen onrechtvaardig is wanneer in september 2005 geoordeeld wordt over de situatie tot 2001, en dat alle feiten die na deze datum op tafel komen geen rol spelen in de hele procedure, want de IND had in 2001 tot zijn beslissing kunnen komen (marginale toetsing).

Dit nu is de betekenis van de uitspraak van Verdonk: de rechter heeft gesproken. Daarbij zeg ik dan: en de waarheid is voor deze mensen door deze wijze van procederen in het bestuursrecht niet boven tafel gekomen, terwijl de rechtbank van Zwolle in 2003 in een andere zaak (zelfde soort situatie) inmiddels zegt dat de IND bij zijn beoordeling zich meer rekenschap had dienen te geven van de houding van de Syrische autoriteiten ten aanzien van personen die niet in het bezit zijn van de Syrische nationaliteit.

Als Paul Visser rekening had kunnen houden met het feit dat mijn verhaal over Syrische Koerden ging (het woord Koerd is helaas door de redactie van het RD vanwege een inkorting van het artikel weggelaten), was zijn betoog hoogstwaarschijnlijk en hopelijk van een geheel andere aard geweest.

Als reactie op het artikel van de heer A. Vente (in het RD van maandag) wil ik zeggen dat bovenstaande punten duidelijk maken dat een asielzoeker dus niet altijd met een gewone (= bestuurlijke) procedure gediend is.

De auteur is juridisch adviseur en docente hulpverleningsrecht aan de Christelijke Hogeschool Ede.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer