Uit de kerkelijke pers
In Oud-Beijerland had onlangs een hardcorefestival plaats. Kort daarvoor vroeg deze krant ds. J. W. van Pelt telefonisch om een reactie hierop. In Ambtelijk Contact (Maandblad ten dienste van ouderlingen en diakenen van de Christelijke Gereformeerde Kerken) blikt de predikant nog eens terug op zijn reactie.
„De journaliste vertelde me dat het de krant ter ore was gekomen dat er op dit festival drie kruisen in brand gestoken zouden worden en men vroeg mijn reactie daarop. Ik was echter op dat moment niet tot een passende reactie in staat omdat ik verbluft was door de informatie die in een paar tellen over me kwam. Op een later moment sprak ik mijn verontwaardiging en mijn verdriet uit over deze voor christenen aanstootgevende verwijzing naar de kruisiging van Christus, die samen met de opstanding het centrum van het geloof vormt.Deze reactie kwam in de krant terecht en werd o.a. gelezen door iemand van de stichting Naar House. Deze medewerkster van ”Naar House” zocht contact met mij en vertelde me wat er zich op zo’n hardcorefestival nog meer afspeelt. Ik geef het met enige aarzeling door. Drugs zijn te krijgen voor wie de weg weet. Alcohol vloeit rijkelijk en partypillen zijn er in allerlei soorten om bij de festivalgangers het gevoel van vermoeidheid weg te nemen zodat ze de hele nacht lekker door kunnen gaan. Seksuele uitspattingen zijn geen uitzondering. Kortom: alle remmen gaan los.
Wat voor christenen als het meest shockerend ervaren zal worden, zijn de (meest in het Engels) gezongen teksten die zeggen: Ik ben de satan, ik ga vannacht naar het diepste plekje van de hel, wie wil er met me mee? Waarop het publiek massaal de handen opsteekt. Onder het publiek zijn ook jongeren uit de gereformeerde gezindte. Onder andere daarom is Naar House op zulke festivals aanwezig: om jongeren met een kerkelijke achtergrond bewust te maken waar ze mee bezig zijn en om aan anderen te getuigen dat je beter af bent met Gods Woord dan met de uitnodiging van satan.
Achteraf bleek dat er geen drie kruisen in brand waren gestoken die nacht. Er werden drie lichtbalken opgesteld in de vorm van kruisen. De organisatie van het festival meende dat deze ’achtergrondverlichting’ toch een stuk minder aanstootgevend was dan de kruisscène van zangeres Madonna, waar zo veel over te doen is geweest. Achteraf bleek ook dat minstens een van de jongeren van mijn eigen gemeente op het festival was geweest.
U begrijpt mijn morele dilemma. Het is goed om als christenen in te gaan tegen alle vormen van bespotting van het werk van Christus. Maar moeten wij ons nog niet veel drukker maken over jongeren uit eigen kring die zich tot deze muziek en festivals aangetrokken voelen? Weten we wat er in hun harten omgaat? Hoe spelen we daar als kerken op in? De strijd tussen Christus en satan gaat onverminderd voort. Laten de onderherders oog en hart hebben voor de werkelijkheid van wat er rondgaat in eigen kring en niet minder voor de werkelijkheid van de genade van Christus die werkelijk redt.”
Centraal Weekblad
„Wat hebben we verkeerd gedaan?” In het Centraal Weekblad (opinieblad binnen de Protestantse Kerk) schrijft een moeder over haar dochter, die verliefd werd op een moslim. En met hem trouwde.
„Ik voelde me afgewezen, had het gevoel dat onze hele opvoeding, alles wat van waarde was overboord gezet werd. Dat was niet goed dat ik dat zo voelde, maar gevoelens vragen niet of ze goed of slecht zijn, ze zijn er, en je moet ermee omgaan. Ze veranderde, beleerde ons. Als het journaal aanstond, liep ik weg om discussies uit de weg te gaan. Ik zag ook dat ze eenzaam was, maar we waren te verstrikt in angst en belangen, al deden we alle drie ons best. Ze ging de ramadan houden, ik lette met koken erop dat zij zich gehoord voelde.
We lazen veel over de islam. Dat hij moslim was, mocht geen onderwerp zijn: wij moesten begrijpen dat je op verschillende manieren kunt leven, dat niet één manier de beste is, dat christendom niet superieur is. Als je maar een goed mens bent. Wij waren verbijsterd. We voelen ons niet beter, maar wij hangen aan Jezus Christus in ons geloof. We kunnen niet zomaar zeggen: maakt niet uit, als het maar goed voelt, als je maar goede mensen bent. Dát is niet het wezen van het christelijk geloof. We oordelen niet, het gaat er ook niet om dat we ermee bezig zijn dat anderen verloren gaan. Maar dat dit goede kind alleen kon zeggen dat we de dingen wat ruimer moesten gaan zien, dat we er niet in geslaagd waren haar over te brengen waarom we zo blij waren met het unieke verhaal van het Evangelie - we zijn er jaren stuk van geweest.
De verbijstering werd groter naarmate we merkten dat we met onze ontreddering bij onze kerkgenoten nauwelijks terecht konden: „Als het toch goede mensen zijn” en ook: „Hoe weet jij nou of wat Mohammed te zeggen heeft niet net zo inhoudsvol is als wat Jezus zegt?” De meesten zwegen. Ons verlangen dat onze kinderen met Christus leven werd wat meewarig beluisterd. Het bracht ons niet aan het twijfelen, maar we voelden ons eenzaam.
Adviezen: loslaten moest ik. Ik kon het niet meer horen. Ik heb veel nagedacht, en we zochten een goede dominee om mee te praten. Duizend vragen aan mezelf had ik. Wat hoop ik voor mijn kinderen? Dat ze krachtige, volwassen, godvrezende mensen worden, die met Jezus leven. Wat hebben we verkeerd gedaan? We voelden ons schuldig, niet alleen om het geloof, maar ook om de eenzame weg die ons kind ging. Wat had dat met ons te maken? Waar was ik bang voor? Ging het om ons? Om ons kind? Ik las en herlas het boek van Henri Nouwen van de Vader die altijd wacht. Van Hem wil ik leren. Ik bid, en zwijg en heb lief. We zijn toch ook trots op haar. Als u me vraagt: Heb je een stok en een staf om te verdragen wat verdragen moet worden? - die heb ik wel. De dominee vroeg: heb je gesjoemeld met de liefde voor je kind? Daarop zeggen we: we hebben gegeven wat we hadden, niet alles was geweldig, maar we hebben ons wel gegeven. Het andere is, dat ik heb geleerd dat God er ook nog is.”
Contact
Weten we nog wat knielen voor de Heere is, is de vraag die oud-presidente A. T. Maris-de Kleine opwerpt in Contact (uitgave van de Bond van Christelijke Gereformeerde Vrouwenverenigingen). „Of zijn we het kwijtgeraakt?”
„Het kan heel wat betekenen voor een kind, om je eigen vader of moeder geknield te zien bidden. Ik weet het zelf nog goed van mijn vader. Op een morgen was ik wat te vroeg uit bed naar beneden gegaan en daar zag ik mijn vader geknield voor de divan. Ik weet nog dat ik stilletjes weer naar boven ging, maar vergeten ben ik het niet. De Here Jezus draagt ons op voor ons gebed onze binnenkamer op te zoeken, de deur te sluiten en te bidden tot onze Vader die in het verborgene ziet en die het ons zal vergelden (Matt. 6:6). Is knielen dan niet wat daar precies bij past?
Er is in ons deel van de wereld op het ogenblik nog wel meer te bedenken als het over knielen gaat. Op foto’s of televisiebeelden zien we grote aantallen moslims voorovergebogen voor het gebed, omdat de islam dat zo voorschrijft. Zij schamen zich niet om hun geloof te tonen. Toch kan het ons vervullen met mededogen.
En het christelijke knielen? In allerlei situaties is het boek van Jan Siebelink, ”Knielen op een bed violen”, al onderwerp van gesprek geweest. Algemeen wordt erkend dat hij mooi over zo’n teer onderwerp als geloof en gebed geschreven heeft. Een zoon schrijft liefdevol over zijn vader, terwijl hij geen deel meer wil hebben aan het geloof van die vader. Tegelijk doet het pijn als over onze God in dit boek en in andere boeken veelal zo anders wordt gesproken dan Hij Zich laat kennen in de Bijbel. Je voelt je er soms machteloos tegenover staan, al wordt er ook bij uit de Bijbel geciteerd.
Gelukkig leren we in de Bijbel mensen kennen die ons het knielen dichterbij brengen. We lezen van Daniël dat hij zich driemaal daags voor de Here zijn God neerboog op zijn knieën bij het open venster en zijn God loofde en tot Hem bad (Dan. 6:11). Hij deed dat ook toen hij wist dat deze gewoonte hem volgens het bevel van koning Darius zijn leven zou kosten. We lezen over de machtige Salomo, hoe hij knielde bij de inwijding van de tempel. En ook hoe Mozes neerknielde toen de Here Zich in zijn heerlijkheid aan hem bekend maakte. Zelfs van de Here Jezus weten we dat Hij in Gethsémané voor Zijn Vader knielde, toen het diepe lijden op Hem afkwam, en Hij bad of de drinkbeker van dat lijden voorbij zou mogen gaan.
Misschien is het toch nog niet zo vreemd om in de kersttijd samen - in Geest en in waarheid (Joh. 4:24) - te aanbidden met dat kerstlied „Ik kniel aan Uwe kribbe neer, o Jezus Gij mijn Ieven…” We hebben alle reden om ons letterlijk in ons knielen klein te maken voor onze God en Heiland. Het knielen is dan een uiting van eerbied, een afzien van alle innerlijke zondige weerstand en de erkenning dat er geen God is dan deze God. Ook in de hemel buigen de 24 oudsten en de vier dieren zich neer voor het Lam (Openb. 5:8-9). En eenmaal zal iedere knie zich buigen in de naam van Jezus, van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn. En alle tong zal belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God de Vader (Fil. 2:10-11; Rom. 14:11). Wat is het goed in het leven van een christen om wat je jong hebt geleerd niet af te leren als je ’groot’ bent geworden.”