„Dierenpartij teken van decadentie”
DEN HAAG - Nederland heeft woensdag een internationale primeur: voor het eerst in de geschiedenis is een dierenpartij vertegenwoordigd in het parlement. „Dit is een teken van verregaande decadentie.”
Waar de Duitse Tierschutzpartei al jarenlang van droomt, is de Nederlandse Partij voor de Dieren (PvdD) gelukt. Haar twee volksvertegenwoordigers, Thieme en Ouwehand, zijn woensdag geïnstalleerd als Kamerlid. „De doorbraak van het dier”, noemde Thieme de verkiezingswinst van haar partij. „Wij komen op voor de zwaksten, de stemlozen in onze maatschappij: de dieren.”Hoogleraar rechtsfilosofie dr. A. M. Kinneging noemt de opkomst van de PvdD echter „een teken van verregaande decadentie.” Kennelijk, constateert de Leidse hoogleraar, is een grote groep Nederlanders zo verworden dat ze die partij hebben gestemd. „Zij vinden dierenwelzijn belangrijker dan andere zaken, zoals armoede. Onverantwoord. Je kunt je stem beter geven aan een partij met een bredere maatschappijvisie, al was het de SP.”
Kinneging noemt het „grote lichtzinnigheid” om dierenwelzijn tot voornaamste politieke prioriteit te verheffen. „Het doet me denken aan de Romeinse keizer Caligula, die zijn paard consul maakte.”
De essentie van politiek is nu juist dat je belangen tegen elkaar afweegt, stelt hij. Een one-issuepartij als de PvdD past daarom niet in het parlement.
Waarmee de hoogleraar niet wil zeggen dat Kamerleden geen oog moeten hebben voor dieren. „Een volksvertegenwoordiger moet ook de belangen van dieren en levenloze natuur behartigen. De mens is tenslotte rentmeester van de schepping.”
LTO Nederland is net als Kinneging „sceptisch” over de nieuwe partij. „Al is het maar vanwege de banden tussen de PvdD en Wakker Dier”, licht woordvoerder J. Luiten toe. Die actiegroep zette veel kwaad bloed bij boeren, onder meer door het openbaar maken van een politierapport over vermeend crimineel gedrag in de diervoedersector.
De boerenorganisatie ziet de PvdD niet als een bedreiging voor de agrarische sector. „Het zou niet best zijn als je je door een partij met twee zetels bedreigd zou voelen.”
Luiten zet enige vraagtekens bij het verkiezingsprogramma van de PvdD. Het is niet genoeg om simpelweg te roepen: schaf de intensieve veehouderij maar af, meent hij. „Laat ook zien hoe het dan verder moet.”
Het type veehouderij dat de PvdD nastreeft, waarin dieren zo veel mogelijk buiten worden gehouden, „is voorbij, als dat er al ooit is geweest.”
LTO gaat graag met de partij in gesprek over veranderingen die al gaande zijn in de agrarische sector, zoals betere huisvesting voor varkens. Luiten is positief over het „terechte appel” dat de partij doet op consumenten om hun koop- en eetpatroon aan te passen en bijvoorbeeld vaker te kiezen voor biologische voedsel.
Politicoloog dr. A. P. M. Lucardie, verbonden aan het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, ziet overeenkomsten tussen de -allang verdwenen- Boerenpartij van boer Koekkoek en de PvdD. „Het zijn allebei protestpartijen en ze behartigen duidelijk afgebakende belangen.”
De politicoloog vermoedt niet dat de dierenpartij een even stormachtige ontwikkeling zal doormaken als de Boerenpartij. Die haalde zeven zetels, maar viel uiteen. De PvdD is een „hechte club met een bepaalde ideologie. De Kamerleden staan ook niet voor hun eigen belang.”
Lucardie denkt dat de opkomst van de dierenpartij mede te danken is aan het grote aantal zwevende kiezers dat nu een proteststem heeft uitgebracht. Toch verwacht hij dat de PvdD een langere toekomst heeft dan een pure protestpartij.
Kinneging durft geen voorspelling te doen over het voortbestaan van de partij. „Dat hangt af van de mate van decadentie in ons land. Ik hoop dat die afneemt.”