Welke hoop?
Paulus zegt in 1Korinthe 6 dat geen gierigaards, geen dronkaards, geen lasteraars en geen rovers het Koninkrijk Gods zullen beërven. Wat heeft u meer dan zij? Bent u haast niet gelijk in deze zaken? Zoekt u ook niet vroom te wezen, alleen om in de wereld aanzien te hebben en om van de mensen gezien te worden? Wat is dan de grond van uw hoop? Och, bedrieg toch uzelf niet. Zie toch hoe weinigen er geteld worden die de zaligheid verkrijgen.
Laat uw hart op deze volgende vragen als voor God antwoorden: Hebt u ooit een recht gezicht en een levendig gevoel gehad van de gruwelijkheid van uw zielsgestalte en uw zonden? Voelt u in uzelf dat u de grootste zondaar voor God bent, al hebt u nog zo burgerlijk geleefd? Zelfs uw beste godsdienstige plichten zijn walgelijk voor God en daarom ook verdoemelijk en wanhopig in u zelf.Als u ziet op het recht van God en Zijn gerechtigheid, is dit uw eeuwig oordeel. Met David moet u zeggen: „Tegen U alleen heb ik gezondigd en gedaan dat kwaad is in Uw ogen” (Psalm 51:6). U erkent ook uw ondeugdelijkheid en machteloosheid om uit deze dood te geraken, zodat u daardoor bewogen wordt om geheel van uzelf uit te gaan.
Caspar Alardin, predikant te Arnhem (”Aanmoediging tot het gaan door de enge poort”, 1732)