De prins als spin in het web
Titel: ”Krijgsvolk. Militaire professionalisering en het ontstaan van het Staatse leger, 1568-1590”
Auteur: Erik Swart
Uitgeverij: Amsterdam University Press, Amsterdam, 2006
ISBN 90 535 6876 x
Pagina’s: 272
Prijs: € 29,50;
Titel: ”Deser landen crijchsvolck. Het Staatse leger en de militaire revoluties 1588-1688”
Auteur: Olaf van Nimwegen
Uitgeverij: Bert Bakker, Amsterdam, 2006
ISBN 90 351 2941 5
Pagina’s: 545
Prijs: € 49,95.Erik Swart wil in ”Krijgsvolk. Militaire professionalisering en het ontstaan van het Staatse leger, 1568-1590” het traditionele beeld van Willem van Oranje (militair onbekwaam en zijn leger een ongeregelde bende) tegen het licht van bronnen houden. Hij beperkt zijn blikveld tot het samenbrengen, berechten, verzorgen, betalen, monsteren en uitrusten van soldaten. Dit betekent dat zijn conclusies een beperkte waarde hebben.
Knap is dat Swart erin slaagt Oranje als legerorganisator vlees en bloed te geven. De prins zat als een spin in het web van de strijd. Via betaling aan burgers en een goede rechtspraak was het rebellenleger beter gedisciplineerd dan eerder door historici werd gedacht. Interessant is ook te lezen hoe de laatmiddeleeuwse landsknechten opgingen in de Staatse compagnieën.
Ouderwets is dat Swart de Tachtigjarige Oorlog in 1568 laat beginnen en dat hij zegt dat „met de inneming van Den Briel in 1572 de Opstand in Holland en Zeeland” begon. Voor hem doen de ongeregelde troepen van de bos- en watergeuzen die sinds 1567 de ene na de andere aanval deden niet mee? Merkwaardig is een eerste constatering dat „na 1577 de prins (van Oranje) niet meer in persoon betrokken bij militaire acties” is, gevolgd door de constatering dat diens „militaire reputatie goed bleef.” Rare tegenspraak, want Oranje bleef, zij het op de achtergrond, intensief betrokken bij de oorlog. Hij probeerde bijvoorbeeld het beleg van Maastricht in 1579 te doorbreken. Het lukte hem niet, waardoor zelfs velen Oranje persoonlijk verantwoordelijk hielden.
Frappant is dat Swart zich ook uitlaat over de tijd na 1590, die hij evenwel niet heeft onderzocht. Hij stelt vast dat het belang van de legerhervorming onder Maurits overdreven is. Dit nu is een van de centrale thema’s van Olaf van Nimwegen, ”Deser landen crijchsvolck. Het Staatse leger en de militaire revoluties 1588-1688”. Te prijzen is Van Nimwegens ambitie om een periode van honderd jaar te onderzoeken. Hij behandelt dus niet alleen een stuk van de opstand, maar ook de grote aanvallen op de Republiek in het rampjaar 1672 en de oorlog in de Spaanse Nederlanden enkele jaren later. Dit levert bijna net als bij Swart gedetailleerde inzichten op voor de betaling, de monstering, de discipline en de bewapening van de soldaten. Volgens Van Nimwegen betekende de eerste militaire revolutie niet meer dan dat de troepen door Maurits tussen 1590 en 1600 beter leerden schieten en beter geoefend werden, zodat er dus sprake was van een „tactische hervorming.” Meer niet. Immers, Oranje was er al mee begonnen.
Pas in de strijd na 1648 komt er vooral door de inrichting van magazijnen wel een bredere, het hele leger omvattende vernieuwing. Doordat de betaling veranderde, werden troepen sneller vervangen en durfden aanvoerders eindelijk grote veldslagen te leveren. Soldaten werden verbruiksartikelen. Van Nimwegen noemt dit terecht revolutionair.
Het lezen van ”Deser landen” is echter geen pretje. De stijl is tamelijk gewichtig met een overkill aan citaten in het Nederlands en het Frans van die tijd. Van Nimwegen schrijft zelf dat zijn boek is gebaseerd op „minutieus onderzoek”, „nauwgezette analyse”, „grondige studie.” Ik vind dat erg pedant, want het is niet moeilijk om in de onderzoeksopzet en de gegevens een rij van inconsequenties en onvolledigheden aan te wijzen.
Ik beperk mij tot enkele en deze gelden voor een deel ook voor ”Krijgsvolk”. Waarom zijn geen Franse of Engelse archieven onderzocht? Hoe concreet de Staten hun financiën afstemden op de kostbare oorlogvoering en propaganda voerden voor de krijg, of waar het zware geschut bleef, blijft onbekend, evenals onderzoek naar strategische en operationele commandovoering of het moreel van de troepen.
Het grootste bezwaar is dat in beide boeken nauwelijks een link wordt gelegd met het landschap, klimaat en bodemgesteldheid. Oorlog is bij uitstek een zaak van de mens in zijn aardrijkskundige omgeving, niet van tabellen.