‘Droomoord’ Bijlmer vooral verguisd
AMSTERDAM - De Bijlmermeer is in zijn veertigjarig bestaan vaak verguisd. Opgezet als een droomoord voor de middeninkomens, kreeg het naam als afvoerput van de samenleving. Geen van beide doet echter recht aan dit kleurrijke stuk Amsterdam, meent auteur Pierre Heijboer.
Heijboer beweert dat in zijn maandag gepresenteerde boek ”Wachten op de nachtegaal”, over veertig jaar Bijlmergeschiedenis. Oud-journalist Heijboer, zelf ooit de tweede bewoner die in de wijk zijn intrek nam, zegt zijn boek te zien als Nederlandse geschiedschrijving. „Veertig jaar Bijlmer is onmiskenbaar een deel van onze geschiedenis. Bovendien vind je hier prachtige verhalen.”Heijboer baseert zijn boek op informatie van veel van de mensen die er vanaf het begin wonen. Dat waren vooral blanken, uit diverse delen van het land. De wijk was immers bedoeld als een droomoord voor mensen met een middeninkomen: ”Het tuindorp van de toekomst”.
Door de honingraatvorm was er veel ruimte voor groen tussen de flats. Heijboer: „In een folder voor de wijk stond destijds dat het een kwestie van wachten was tot je de nachtegaal kon horen fluiten.” Nogal ambitieus voor een woonwijk voor 100.000 mensen. Heijboer: „Dat wachten heeft dan ook lang geduurd.”
In het begin herbergden de 28 hoogbouwflats, met namen als Kruitberg, Kikkenstein en Hoogoord, ieder een andere bevolkingsgroep. Bewoner Henk van de Belt weet nog: „Er was een katholieke flat, een arbeidersflat, een flat voor onderwijzend personeel, en zo door.”
De diversiteit aan mensen zou later verder toenemen, maar met een evenredig dalend imago als gevolg. De toelating, voor die tijd streng bewaakt, werd in de jaren zeventig vrijgegeven. Mede omdat de onafhankelijkheid van Suriname zorgde voor een grote toestroom uit dat land. Van de Belt: „De Surinamers liet men allemaal samenwonen in de flat Gliphoeve, maar dat ging helemaal mis. Hindoestanen, Creolen, bosnegers, ze vochten elkaar de tent uit. Ze hebben later die flat zelfs hernoemd, zo slecht stond hij bekend.”
De open toelating bleek de opmaat voor een algehele verloedering, zegt Van de Belt. „Met als dieptepunt de jaren tachtig. En het ergste was: de politiek deed niets.”
De veel aanwezige criminaliteit vereiste in die jaren een aangepaste levenswijze, meldt hij. „Ik smeerde de regenpijp in met kogellagervet. Verder had ik boobytraps ingesteld: een draadje vlak boven de grond. Als je er op stapte, viel er een zak lege flessen op het balkon. Die herrie schrok de meesten wel af.”
En toen kwam de Bijlmerramp. Onvermoed, op zondag 4 oktober 1992. Groninger Henk Prijt, al dertig jaar Bijlmerbewoner, zag de El-Al Boeing vlak over zijn hoofd scheren en zich recht in zijn oude flat Kruitberg boren. „Toen we daar vertrokken, had ik geregeld dat er een Antilliaans gezin in ons appartement mocht. De vrouw was op het rampmoment naar de cafetaria om eten te halen voor haar twee kinderen. Die zijn beide omgekomen. De man heeft nog weken erna ieder dag bij het schoolplein gestaan, wachtend op zijn kleintjes. Totdat het eindelijk doordrong.”
Urenlang heeft Prijt op en neer gerend om mensen uit zijn oude flat te halen. Dertig minuten zat hij met drie vingers in de hals van een jongen gedrukt, die ernstig bloedde. Anderhalf uur hield hij een Antilliaanse vrouw nat met een tuinslang. „Ze was volledig wit van de verbrandingen.” Beiden hebben het gered, meldt hij voldaan.
Heijboer behandelt de ramp uitgebreid in zijn boek. De schimmigheden rond het optreden van mannen in witte pakken - altijd door de overheid ontkend. Heijboer maakt ze aannemelijk, met getuigenissen van buurtbewoners. Ook vermeld hij de vele vormen van lichamelijke aandoeningen die na de ramp in de buurt uitbraken. Eerst bij huisdieren -veelal kanker- later bij mensen: hulpverleners, agenten, omwonenden.
Heijboer ziet daarin zijn theorie gestaafd dat er wel degelijk zeer giftige stoffen in het toestel hebben gezeten, wat door instanties ontkend wordt. „De echte waarheid vermoed ik wel, maar hard krijg ik die niet.”
Hoe slecht de wijk ook af was met de crash van Boeing, feit is dat sindsdien de leefbaarheid aanmerkelijk is verbeterd, merkte Van de Belt. „De ramp heeft de Bijlmer weer samengebracht. De geest van saamhorigheid is na jaren afwezigheid weer terug.”
Met straffe hand werd sinds die tijd een algehele vernieuwing in de wijk doorgevoerd. Maar 16 van de 28 Bijlmerflats mochten blijven. Van de Belt: „Misschien is de wijk niet geworden wat men ervan dacht. Maar na dertig jaar zeg ik nog steeds: Als de Bijlmer er niet was geweest, zou hij alsnog moeten worden uitgevonden.”
Het is dat optimisme dat Heijboer zegt te willen omschrijven. „Dat mensen die wijk echt adoreren, ongeacht hun kleur of afkomst. Simpelweg omdat ze ervan zijn gaan houden. Dat is mooi om te zien.”
En de nachtegaal is uiteindelijk gesignaleerd, meldt hij. „En oehoes, van die grote uilen.” Henk Prijt: „Achter mijn flat staat een boom vol papegaaien. Wat een herrie maken die dingen.”