Nunspeet wil wildgroei voorkomen
De Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) wijzigen hun kerkorde niet waar het gaat om wat wel en wat niet gezongen kan worden tijdens de erediensten. Er komt wel een nieuw deputaatschap dat liederen gaat selecteren. De synode, deze week in Nunspeet bijeen, besloot ook onderzoek te doen naar de bereidwilligheid van kerkenraden om zich te onderwerpen aan wat dit deputaatschap op tafel zal leggen. De synode wil wildgroei inzake de zangpraktijk voorkomen.
Omdat synodeleden vonden dat er met dit besluit van een cruciaal moment sprake is in hun kerken, stelde een ouderling voor Psalm 42:5 te zingen: „Maar de Heer’ zal uitkomst geven.” De preses nam dat niet over, maar ging wel eerst in gebed.
Het kerklied valt onder de rubriek kerkorde. De kerkorde moet gewijzigd worden als er veranderingen in het kerklied plaatshebben. De kerkorde stelt in artikel 69: „In de eredienst zullen de 150 psalmen worden gezongen, alsmede berijmde schriftgedeelten, door de generale synode vast te stellen.”
In de jaren zeventig en daarna spraken de verschillende synoden reeds over het onderwerp. Tot een kerkordewijziging kwam het echter nooit. Wel verscheen het ”Blauwe boekje”, een bundel met door de synode toegestane schriftberijmingen. Toch ontstond in de Christelijke Gereformeerde Kerken langzamerhand een veel ruimere praktijk.
Orde op zaken
Ouderling D. Koole gaf aan dat de synode orde op zaken moet stellen nu veel kerken de verkeerde weg zijn opgegaan. „Vele zijn al verder dan wat is toegestaan. Daarom is er een signaal nodig, anders gaat men met het zingen verder en verder.” Er zijn reeds kerken die uit het Liedboek zingen, terwijl andere kerken selectie maken uit onder andere de bundel Opwekking.
De synode constateerde dat eerdere synodebesluiten niet die eenheid brachten waarop was gehoopt. Zij overwoog „dat vele kerken zich niet aan eerdere besluiten houden, hetgeen te betreuren is.” Ook overwoog men dat het zingen van liederen die niet rechtstreeks berijmde schriftgedeelten zijn „door de Schrift verboden noch geboden wordt.” Tegelijkertijd zei de synode dat de kerkgeschiedenis laat zien dat via de zogenaamde vrije liederen allerlei dwaalleren binnen de kerken gekomen zijn.
Leiding
Als haar oordeel sprak de synode uit dat het kerkelijk lied getoetst dient te worden aan de Schrift en de gereformeerde belijdenis. Ook is de synode van mening geroepen te zijn hieraan leiding te geven „ten einde wildgroei te voorkomen.” Daarbij sprak de synode uit dat, gezien de kerkelijke praktijk, het nuttig kan zijn een verantwoorde bundel samen te stellen. Maar de synode sprak tegelijk uit dat de CGK het vrije lied „weliswaar toestaan maar niet voorstaan.”
De synode besloot vervolgens een deputaatschap in te stellen dat liederen selecteert waarvan de inhoud in overeenstemming is met de Schrift en de gereformeerde belijdenis. Ook moet het bekijken of voor een dergelijke selectie verwezen zou kunnen worden naar een reeds bestaande bundel.
Daaraan gekoppeld is een onderzoek naar de bereidwilligheid van kerkenraden om zich voor de keuze van het lied in de eredienst te beperken tot datgene wat in de kerkorde is vastgelegd. Er zal gekeken worden naar wat er gebeurt wanneer een dergelijke selectie –ruimer dan de huidige, maar beperkter dan de praktijk in sommige kerken– in de kerkorde wordt opgenomen.
De kwestie van het lied komt in 2004 terug op de volgende synode. De nu gekozen formuleringen sluiten niet bij voorbaat uit dat men dan tot een eigen liedbundel komt. Dat hangt mede van het onderzoek af. Enkele synodeleden namen daarop al een voorschot door te wijzen op de hoge kosten die een eigen bundel met zich kan meebrengen, mede in verband met de rechten die op heel wat liederen rusten.
Vervreemdend
Een voorstel van ds. C. D. Affourtit (Amsterdam) om de inhoudelijke toetsing van de liederen vooral bij de kerkenraden te laten, haalde het niet. Ook ouderling K. van Smeden (Groningen) wilde daar het recht ter toetsing onderbrengen. Ds. R. Kok (Sliedrecht) zei dat het geven van meer vrijheid tot vervreemding zou kunnen leiden. „Of je laat het desbetreffende artikel dat de ruimte aangeeft staan, óf je haalt het uit de kerkorde.”
Ds. J. P. Boiten (Sliedrecht) gaf aan dat, gezien de verhoudingen in de kerken, synodeleden niet eigen voorkeuren moeten volgen, maar het belang van de kerken voorop moeten stellen.
Ds. W. N. Middelkoop (Rijnsburg) benadrukte dat synodeleden dienen te beseffen dat zij in hun stemgedrag in deze moeilijke kwestie vooral het hele kerkverband op het oog moeten hebben. Het commissievoorstel om tot een eventuele bundeling te komen, onderstreepte hij van harte.
Synoderapporteur ds. M. J. Kater (Zeist) zei dat binnen het geheel der kerken kerkverbandelijk gedacht dient te worden, „om elkaar te dienen, niet als een juk.” Hij vroeg kerken die een te ruime praktijk hanteren, zich te conformeren aan de kerkorde.