Kerk & religie

Refo’s, evangelico’s en de keurmeesters

AMSTERDAM - Wetenschap ’ontheiligt’ voorgangers die in hoog aanzien staan, blijkt tijdens een congres over ”refogeschiedenis” in Amsterdam. „Hij zei Frans Mallan”, reageert een bezoeker in de pauze, „nou, voor mij is het nog altijd dominee hoor!”

Kerkredactie
24 November 2006 21:52Gewijzigd op 14 November 2020 04:18
AMSTERDAM – In de kerkzaal van de Vrije Universiteit organiseerde ReLiC, het VU Centrum voor Nederlandse Religiegeschiedenis, vrijdag een congres over ”refogeschiedenis”. Acht lezingen belichtten de bevindelijk gereformeerden vanuit verschillende perspect
AMSTERDAM – In de kerkzaal van de Vrije Universiteit organiseerde ReLiC, het VU Centrum voor Nederlandse Religiegeschiedenis, vrijdag een congres over ”refogeschiedenis”. Acht lezingen belichtten de bevindelijk gereformeerden vanuit verschillende perspect

Met de lift naar de vijftiende verdieping, dan nog een trapje op en je bent in de kerkzaal van de Vrije Universiteit. Gisteren was daar een congres over ”refogeschiedenis”, georganiseerd door ReLiC, het VU-Centrum voor Nederlandse Religiegeschiedenis. Er werden acht lezingen gehouden voor een publiek van een kleine vijftig mannen en vier, vijf vrouwen.Refogeschiedenis is een nieuwe term, zegt prof. dr. Fred van Lieburg aan het begin van de dag. „Als je het woord een jaar geleden intikte op Google, kreeg je de vraag: Bedoelde u radiogeschiedenis?” Van Lieburg wijst erop dat ”refo’s” een neutrale, korte en doeltreffende benaming is geworden voor de bevindelijk gereformeerden. Hij bepleit een benadering waarbij ze worden bestudeerd in de brede protestantse context van „hervo’s en evangelico’s.” Ook is de refogeschiedenis in de huidige interreligieuze discussie van belang. „Je zou kunnen onderzoeken in hoeverre refo’s en moslims verwantschap vertonen”, aldus Van Lieburg.

”Refowatcher” en historicus drs. Jan Dirk Snel laat aan de hand van de Nederlandse kaart zien waar de refo’s zich bevinden: in de zogeheten biblebelt. Zelf gebruikt hij liever de term ”refoband, refogordel, of, mooier nog, reforiem, want dat allitereert.” Snel waarschuwt ervoor de refoband niet te verwarren met de bredere protestantenband. „Alleen waar je een protestantse cultuur vindt, kunnen refo’s zich handhaven. Je zou kunnen zeggen dat de refo’s parasiteren op die bredere band.”

In de pauze wordt tussen enkele refo’s gepraat over de vraag of je als refowetenschapper gewoon ”Frans” Mallan mag zeggen. „Voor mij is het nog steeds dominee hoor! Hij zei trouwens wel ds. Moerkerken, dan had hij ook Aart moeten zeggen.”

Dr. Gert van Klinken, docent in Kampen, behandelt een gemeente in Groningen in de negentiende eeuw. Het geloof in wonderen blijkt splijtzwam tussen een calvinistische en een meer piëtistische richting. „De piëtisten geloven: ook wanneer de kanker is uitgezaaid, mag je nog op een wonder hopen. De confessionele groep stelt zich kritisch op tegen mirakelgeloof, ze vat het op als een belediging van God Die de wereld immers door de natuurwetten regeert.”

Drs. Bart Wallet laat zien hoe de christelijke gereformeerde kerk van Mijdrecht tussen 1975 en 1995 omging met liggingsverschillen. Aan de ene kant was een stroming die zich bij de reformatorische zuil wilde aansluiten. Aan de andere kant zocht een stroming haar heil bij de evangelische beweging. De keus van het onderwijs -refoschool of pc-school- leidde tot sterke polarisering.

Dr. John Exalto spreekt over het piëtisme als vertelcultuur. Onder het betoog klinkt uit het publiek de poptune van een mobiele telefoon - merkwaardige onderbreking van de bekeringsweg waarover de spreker het heeft. Volgens Exalto worden de oude bekeringsverhalen zo gretig gelezen omdat nieuwe verhalen ontbreken. Op de klacht dat er tegenwoordig zo weinig doorbrekend werk is te vinden, zijn onder reformatorischen twee reacties gekomen. Exalto noemde de evangelicalisering (de wending tot de Engelstalige evangelicale traditie) en musealisering (de conservering van het piëtistische erfgoed).

Dr. Jan Zwemer laat zien dat bevindelijk taalgebruik (tale Kanaäns) en kleding instrumenten zijn in de handen van „geestelijke keurmeesters” om het ware van het valse geloof te onderscheiden. Kenmerk van de keurmeesterij is dat het verschil tussen hoofd- en bijzaken is opgeheven. Volgens Zwemer is dit een belangrijk punt, dat ook de relatie van de refozuil met de buitenwereld raakt. „Wordt communicatie met buitenstaanders niet ook altijd vertroebeld door de geldigheid van codes waarvan de buitenwereld de geestelijke achtergrond absoluut niet vermag te peilen?”

Volgens systematisch theoloog dr. Maarten Wisse kun je de bevindelijk gereformeerden zien als volgelingen van Augustinus. „Die verwantschap komt het best tot uitdrukking in het stukje tale Kanaäns: God op het hoogst verheerlijkt en de mens op het diepst vernederd.” Wisse vergelijkt de bevindelijk gereformeerde spiritualiteit rond het avondmaal met de rooms-katholieke transubstantiatieleer. „Het zou wel eens kunnen zijn dat dit loten aan dezelfde stam zijn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer