D in de maand hoeft nog niet duur te zijn
Nog een dag of wat en de D zit weer in de maand. December heet duur, althans, zo duur als we die maand zelf maken. Het kan ook anders. „Iets minder geld nodig hebben betekent dat je iets minder kunt werken, iets relaxter kunt leven, iets meer tijd hebt voor je kinderen, iets meer geld voor goede doelen.”
Nee, geen verrassende nalezing uit een of ander verregend verkiezingsprogramma. Bovenstaand citaat komt uit de mond van de bekendste bespaarder van Nederland, Marieke Henselmans. Ze kan het niet laten. Na boeken als ”Altijd Genoeg”, ”Consuminderen met kinderen” en een jaarlijkse ”Bespaarkalender” is er nu ”Hoor wie klopt daar geld uit mijn zak” (uitgeverij Van Gennep, Amsterdam, ISBN 9055157538, 167 blz., 9,90 euro).De knipoog in de titel naar het volksfeest ligt er dik bovenop, maar bevat nogal wat waarheid. Niet dat Henselmans maar eens flink uithaalt richting de flauwekul die rond Sint-Maarten en Sinterklaas, Kerst en Oud en Nieuw uit de kast wordt gehaald om die evenementen op te luisteren. Wie wil vieren, moet dat vooral niet laten, vindt de auteur. Ze ageert vooral tegen het kostbare karakter van al die momenten.
„De laatste creditcarduitgaven van de zomervakantie zijn nog niet afgeboekt of de eerste pepernoten duiken al op in de schappen van de supermarkt. Nee hè? We gaan op volle kracht vooruit het dure seizoen tegemoet. De glanzende cadeaubrochures ploffen op de mat. De winterkleding is al duur, het Sinterklaasfeest kost een vermogen, Kerst moet groots gevierd. In het nieuwe jaar maken we droevig de balans op. Voordat we de uitgaven echt durven op te tellen nog even op wintersport. Als het voorjaar aanbreekt staan we dieper dan ooit in het rood. En zijn we kilo’s te zwaar.”
Haar stelling is dat de zogenaamde dure maand december er bij uitstek eentje is waarin kan worden bespaard. Het is ook hét moment om de financiële zaken eens goed op een rijtje te zetten. En dan volgen er hoofdstukken over voordelige winterrecepten, stoppen met roken en goedkope manieren om boodschappen te doen. Veel komt bekend voor, zoals het rijtje met relatief goedkope supermarkten. De nuchterheid die Henselmans vervolgens aan de dag legt, doet het altijd goed: „Als de prijzen van Appie of Laurus iets dalen komt dat prompt in de krant. Maar voor de bespaarder is dat nauwelijks interessant. Het gaat vaak om kleine prijsdalingen van merkartikelen, zelden of nooit de goedkoopste in hun categorie.”
Van vuurwerk moet de schrijver van ”Hoor wie klopt daar geld uit mijn zak” weinig hebben. Dat is peperduur en een ramp voor het milieu, betoogt ze. Om er direct een advies aan te koppelen waar weinig op af te dingen valt: „Als kinderen heel erg protesteren kun je ze misschien overhalen door het bedrag dat je aan vuurwerk zou besteden geheel of gedeeltelijk te bestemmen voor een door hen te kiezen goed doel.”
Vernuftig is Henselmans als het op het omgaan met speelgoedgidsen aankomt. Steevast oefenen deze kleurrijke catalogi een grote aantrekkingskracht uit op kinderen. Terwijl er nauwelijks goedkoop speelgoed en voordelige spelletjes lijken te bestaan. Wat te doen? Laat de kinderen in eerste instantie onbeperkt aankruisen wat ze graag zouden willen hebben. „Dit droogzwemmen, de voorpret en het verlangen zijn gratis en misschien nog wel heerlijker dan pakjesavond zelf.”
Vervolgens mag de jeugd twaalf onderwerpen uitknippen, „waarbij de mogelijkheden gehalveerd zijn, omdat ze al moeten kiezen tussen de voor- en achterkant van de pagina’s.” Na deze longlist volgt het uiteindelijke verlanglijstje, met drie wensen erop. Geld besparen begint al in de opvoeding, moet Henselmans gedacht hebben.