Rijnreis te voet

Rijnreisje: dat is aan boord stappen van een viersterrenschip, luieren in de salon, glaasje drinken, kasteeltje pikken. Het kan anders. Het kan te voet. Ruim 100 kilometer lang. Door herfstige bossen, langs eeuwenoude burchten.

J. Visscher
24 November 2006 08:31Gewijzigd op 14 November 2020 04:18
Tussen Bingen en Koblenz slingert de Rijn zich door met wijngaarden en bossen bedekte heuvels. Langs de oevers zijn tientallen eeuwenoude burchten te bewonderen. Foto RD
Tussen Bingen en Koblenz slingert de Rijn zich door met wijngaarden en bossen bedekte heuvels. Langs de oevers zijn tientallen eeuwenoude burchten te bewonderen. Foto RD

„Het is nevelig”, zegt de hoteljuffrouw bij het ontbijt. Ze brengt nog een zilverkleurig kannetje dampende koffie. „Je kunt wel wat gebruiken.”Gelijk heeft ze. Ik sta op deze herfstige dinsdag in oktober op het punt een 107 kilometer lange voettocht langs de Rijn tussen Bingen en Koblenz in Duitsland te beginnen.

De serveerster maakt golvende bewegingen met haar handen. Het wordt stijgen en dalen de komende vier dagen op de Rhein-Burgen-Wanderweg: het Rijnburchtenwandelpad, een route langs eeuwenoude burchten aan de rivier.

Rijn, waar zit je? Het loopt tegen tienen in de ochtend en, de hoteljuffrouw had gelijk, het is mistig. Nevel hangt in de beboste heuvels langs de Rijn bij Bingen.

Op informatieborden is te lezen hoe vroede voorvaderen zwoegden in de houtbouw, hoe ze met veertien uur werken 4 mark verdienden, hoe paarden schepen stroomopwaarts trokken, hoe gevaarlijk het kon zijn om een vaartuig af te meren.

Laatste avondmaal
De kop is eraf. Na de eerste 10 kilometer doemt burcht Rheinstein bij Trechtingshausen op. Het imposante bouwwerk verheft zich naast de Rijn. Containerschepen varen af en aan. Binnen in de burcht is het rustig - het toeristenseizoen is voorbij.

Geweien en ridderharnassen sieren de vertrekken van de burcht, die rond 900 na Christus werd gebouwd als douanepost van het Duitse rijk.

Op tal van plaatsen verwijzen kunstvoorwerpen naar Bijbelse geschiedenissen. In de kapel hangt een uit hout gesneden kunstwerk dat het laatste avondmaal verbeeldt. Boven de ingang van het kasteel bevindt zich het wapenschild van de Hohenzollern -een koninklijke familie-: een Pruisische arend met helm en koningskroon. Daarbij het Pruisische motto ”Gott mit uns”, God met ons.

In de bossen langs de Rijn ruikt het naar vers gekapt hout. Bij Haus Waldfrieden, een boshuis, kraait de haan. Verderop, onverwacht, een helikopter in een weiland. Voor agrarisch vervoer.

Het lijkt hier op Nederland. Soms waan je je op een lange laan in de bossen bij -pak hem beet- Hoog Soeren, dan weer loopt het als in de heuvels in Limburg.

Kroonluchter
Bij Niederheimbach ligt burcht Sooneck. Het roofriddernest werd in de elfde eeuw gebouwd. Sooneck kende roerige tijden. In de dertiende eeuw lagen overheid en tolheffende burchten met elkaar in de clinch.

In de negentiende eeuw vertoefde de Pruisische koning Friedrich Wilhelm IV op de burcht. Zomers genieten, in de herfst jagen. De romanticus, die zich sterk maakte voor het opknappen van burchten, stierf in 1861, het jaar waarin de verbouwing van de burcht juist voltooid was.

Na de Tweede Wereldoorlog hielden de Amerikanen huis in burcht Sooneck. „Ze hebben de zaak hier compleet geruïneerd”, vertelt gids Florian Reiâ met nauwelijks verholen weerzin.

Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen. In burcht Sooneck hebben ze dat goed in de oren geknoopt. Bezoekers van de vertrekken dienen zich te schoeien met grijze sloffen, die klaarliggen in een bak.

In de Ridderzaal zijn pronkstukken te zien. De 150 kilo zware kroonluchter telt 42 kaarsen. De handboog uit de zestiende eeuw is gemaakt van ivoor.

Het duister is gevallen als ik na dik 26 kilometer via een lange ’trap’ afdaal in Bacharach. Klokgelui waaiert uit over het monumentale Rijnstadje, waar vakwerkhuizen het beeld in het centrum bepalen. „Iedere beschadiging wordt gestraft”, waarschuwen de Duitse autoriteiten per bord bij een monumentaal bouwwerk. Alsof ik daar nog de puf voor zou hebben.

Jodenster
Stille, steile, steenachtige paden langs kleurige, geurige wijngaarden. Wolken in talloze blauwtinten, heuvelbossen in een wonderschoon bruinpalet. Kraaien die door de lucht buitelen. Ver beneden de immer aanwezige Rijn.

Dit is wandelen in optima forma, deze tweede wandeldag.

Minder lyrisch wordt het allemaal als het begint te regenen. Maar geen nood, na een halfuur doorstappen over uitgestorven veldpaden klaart het weer op.

In burcht Schönburg bij Oberwesel is het goed pauzeren. Op de binnenplaats blaast de harde wind hopen herfstbladeren het restaurant binnen. Een meisje in kasteeljurk probeert met een bezem de schade te beperken.

Binnen knettert de haard en klinkt klassieke muziek. Hier is het tijd voor warme chocolademelk met slagroom. In een kasteelvertrek vol antieke boeken hangen een antiek zwaard en geweer aan de muur. Alles is hier in stijl: in het toilet hangt een vitrine met oude wapens. Water komt niet uit een simpele kraan, maar uit een leeuwenkop. De Franse schrijver Victor Hugo noemt Schönburg een van de mooiste verdedigingswerken van Europa.

Typisch is dat in Duitsland, algauw stuit je op sporen die herinneren aan de Tweede Wereldoorlog. De wind speelt met herfstbladeren rond een Joods monument in Oberwesel. Het gedenkteken bestaat uit een zilvergrijze Jodenster tussen twee stenen zuilen. Daarop de tekst: „De nacht eindigt en een nieuwe dag begint, wanneer je het gezicht van je broeder erkent.”

Ravijnen
Stevig doorstappen is het motto voor de derde wandeldag langs de Rijn. Op het programma staan 35 kilometers, de langste dagmars.

Hoe grillig kan herfstweer zijn. Het heeft gevroren. De leuningen van een houten trap door een fraai stuk heuvelbos voelen ijskoud aan. Het is zaak om hier niet onderuit te gaan. Daarvoor zijn die ravijnen te diep.

Verrassend beeldje met een Bijbelwoord, in de schaduw van een dikke boom. „Wie Mij wil navolgen, neemt zijn kruis op zich. Ter ere van de lijdende Heiland, opgericht in 1930.”

Halverwege de ochtend komen er hagelstenen naar beneden.

Druilerig is het in Bad Salzig. In de koffiekamer van de bakkerij is het goed toeven, je zou zo blijven zitten achter de warme chocolademelk. Het bakkersmeisje is niet het voorbeeld van optimisme. Ze zucht dat ze nog maar een uur hoeft te werken, dat haar auto nogal gammel is en dat het maar matig weer is.

Opgeven kan natuurlijk niet. Verder maar weer, over modderige glibberpaden. Ook dat is de herfst.

Uitstapje
Om meer dan één reden is de route door Rijnstadje Boppard een van de interessantste stukken van het traject. Het is een van de weinige keren dat de route echt pal langs de Rijn in het dal loopt.

Vanmiddag tref ik daar aan het water ook nog eens Nederlands gezelschap. Het gehandicaptenschip de Zonnebloem heeft afgemeerd. Mensen in rolstoel worden de kade opgereden. Vrouwen in rolstoel, gehuld in groene capes, genieten met volle teugen van het uitstapje. De motregen? „Die mag de pret niet drukken”, lacht een van de dames.

Het is hollen of stilstaan langs de Rijn. Na de relaxte kilometers op de Rijnkade in Boppard volgt meteen het pittigste stuk van de wandelroute. De lijn op het hoogtekaartje in de routebeschrijving schiet wel erg snel omhoog. Ergens op de steile berg staat een bord dat „tredzekerheid noodzakelijk” is en dat je „vrij moet zijn van hoogtevrees.” Hoe dan ook: een forse klim is het zeker. Op een afstand van nog geen kilometer gaat het dik 200 meter omhoog.

Mooi verhaal in het bos bij Brey, niet ver van het eindpunt van vandaag. Ooit, in 1864, schakelde de politie via een oproep getuigen in na een hondsbrutale diefstal uit de kerk van Brey. Er was een 60 centimeter hoge, met goud versierde kelk ontvreemd. Kort na de oproep werd de beker opgegraven in het bos, niet ver van de kerk. Was de dief bang? Was hij vergeten waar hij de schat had verstopt? Op het bewuste stukje grond schijnt niets meer te groeien…

Pronkerig
Langs lange, verlaten bospaden gaat het de laatste wandeldag naar burcht Stolzenberg, tussen Rhens en Koblenz. De Ridderzaal is een pronkjuweel. Antieke kruiken, loodzware ridderuitrustingen, 150 jaar oude gebrandschilderde ramen.

Na ongeveer 495 miljoen klamme herfstbladeren is het stadse Koblenz meer dan welkom.

De laatste kilometers lopen langs de Rijn. Hier weer mensen, hier de onafscheidelijke vrachtschepen. Ik houd de Mejana niet bij. Bij bord 590 beproeft een hengelaar zijn geluk.

Eindpunt is de beroemde Deutsches Eck. Daar treffen Rijn en Moezel elkaar. Op het grote plein bij een kolossaal standbeeld van keizer Wilhelm I.

Hier, waar oosterlingen hun digitale camera grijpen, krijg ik voor het eerst in vier dagen het gevoel in toeristische contreien verzeild te zijn geraakt.

De Rijn gaan we vast vaker zien. Al was het maar bij Lobith.

Meer informatie: Duits Verkeersbureau, Postbus 12051, 1100 AB Amsterdam, 020-6978066, www.duitsverkeersbureau.nl en www.duitslandactief.nl.

Bevaren, bevochten, bezongen
Hij is bevaren, bevochten, bezongen. De Rijn heeft roerige tijden gekend. Deinsden rovers in burchten er in vroeger eeuwen niet voor terug met harde hand aan voorbijvarende schepen tol te eisen, nu is de rivier, 1300 kilometer lang, een belangrijke transportader in Europa. De Rijn tussen Bingen en Koblenz behoort tot het Unescowerelderfgoed. Tal van kunstenaars, onder wie de Nederlandse schilder Jan Vos, waren en zijn onder de indruk van de schoonheid van de rivier.

Door de eeuwen heen was de Rijn soms een van de grootste vijanden van de nabijliggende stede. Overstromingen eisten mensenlevens. Berucht is het jaar 1342. In de buurt van Koblenz kwam het water zo hoog dat het leek alsof „de sluizen van de hemel open waren” en er regen op de aarde viel als in de dagen van Noach, zo is in het Rhein-Museum in Koblenz (stadsdeel Ehrenbreitstein, vanuit Koblenz per veer of bus te bereiken) te lezen.

In het museum is het op diverse verdiepingen een en al Rijnromantiek. Er staan tal van scheepsornamenten uit vroeger tijden uitgestald. Niet alleen buitenboordmotoren uit de jaren dertig van de vorige eeuw, maar ook een oude houten sloep.

In barre winters kan de Rijn dichtvriezen. Zoals in 1963. Nabij Koblenz was in januari en februari 38 dagen lang geen scheepvaart mogelijk. IJsbrekers konden het werk niet aan. Vrachtwagens staken op eigen kracht de rivier over.

Bevoeren tot half in de vorige eeuw onder meer radersleepboten de belangrijke verkeersader, tegenwoordig varen moderne containerschepen af en aan.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer