Hagemeyer: Niet schuldig aan ondergang Ceteco
UTRECHT (ANP) - Het handelshuis Hagemeyer voelt zich niet verantwoordelijk voor de ondergang van het dochterbedrijf Ceteco. Het feit dat drie van zijn bestuurders commissaris waren bij Ceteco doet daar niets aan af, stelde de raadsman van het beursgenoteerde concern woensdag voor de rechtbank in Utrecht.
Ceteco ging in 2000 failliet na een periode van snelle expansie in Zuid- en Midden-Amerika. Hagemeyer had geen plicht in te grijpen toen de verliezen bij de Latijns-Amerikaanse bruin- en witgoedwinkels van Ceteco opliepen en de banken hun handen van het detailhandelsbedrijf aftrokken. Het gat van 200 miljoen euro dat achterbleef na het faillissement van Ceteco is Hagemeyer dan ook niet aan te rekenen, stelde raadsman Fons Leijten van het handelshuis.„Hagemeyer heeft de crediteuren van Ceteco niet beloofd dat er betaald zou worden”, benadrukte Leijten. De schuldeisers, voor een groot deel banken, verzekeraars en de provincie Zuid-Holland, zijn volgens hem niet misleid. Als de crediteuren twijfelden, hadden zij Hagemeyer moeten vragen garant te staan voor het dochterbedrijf, stelde hij.
De banden tussen Ceteco en Hagemeyer waren warm, bleek tijdens de civiele rechtszaak waarin de curatoren naast Hagemeyer ook de voormalige bestuurders en commissarissen van Ceteco en accountant Ernst & Young aansprakelijk stellen.
Maar de curatoren en Hagemeyer denken verschillend over de mate van betrokkenheid. „Hagemeyer oefende slechts zijn recht als aandeelhouder uit”, constateerde de raadsman van het bedrijf.
Volgens de curatoren had Hagemeyer als „concernleider” een scherp beeld van de groeiende problemen bij Ceteco. De raad van bestuur van Ceteco kreeg van Hagemeyer winstdoelstellingen opgelegd. Als die niet werden gehaald, moest Ceteco dit bij Hagemeyer verantwoorden. „De feitelijke toezichthouder was Hagemeyer, niet zozeer de raad van commissarissen.”
Ook had Hagemeyer een kennisvoorsprong op andere aandeelhouders. De commissarissen van Hagemeyer beschikten eerder dan de andere commissarissen over onder meer verlies- en winstrekeningen. De curatoren citeerden verklaringen functionarissen en commissarissen van Ceteco waaruit blijkt dat zij al in een vroeg stadium bekend waren met de alarmerende situatie.
Ceteco legde zich toe op het tegen lage prijzen opkopen van slecht renderende bedrijven. De risico’s van deze groeistrategie werden volgens de curatoren vooraf onvoldoende geanalyseerd en ingeperkt. Ook leidde de expansiedrift tot verslechtering van de balans.
In de Cetecowinkels in Zuid- en Midden-Amerika ging het grootste deel van de verkoop op afbetaling, waardoor de omzet kunstmatig werd opgepompt. Toen het continent in 1998 door een recessie werd getroffen, werd er opeens fors minder verkocht in de Cetecowinkels. Het bedrijf belandde in de verliezen, waarna de aanhoudende recessie een faillissement onafwendbaar maakte.
De Cetecoaffaire bracht de provincie Zuid-Holland in ernstige verlegenheid. In 1999 kwam aan het licht dat de provincie via de treasury-afdeling in het geheim bankierde. Daarmee verloor Zuid-Holland 4,3 miljoen euro aan de problemen bij Ceteco, dat zijn schuld niet kon afbetalen.
Mocht de rechtbank een of meerdere partijen aansprakelijk stellen dan is een (gedeeltelijke) schadevergoeding mogelijk. Maar de procespartijen verwachten niet dat dit direct gebeurt. Verder staat de mogelijkheid van een schikking nog steeds open, zei curator Willem Bekkers woensdag.