„Schrap sancties tegen Irak”
De strafmaatregelen die de VN-Veiligheidsraad op 6 augustus 1990 tegen Irak afkondigde en die nog altijd van kracht zijn, hebben de Iraakse bevolking zwaar getroffen, terwijl hun leiders ongedeerd bleven. Dat is de conclusie van een nieuwe studie over het handelsembargo waarvoor twaalf internationale niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) opdracht hebben gegeven.
Dinsdag riepen die organisaties de VS en Groot-Brittannië op niet langer vast te houden aan de sancties „tegen de wil van de meerderheid in de Veiligheidsraad in.” De ngo’s voelen wel iets voor nieuwe, gerichte strafmaatregelen.
„We weten dat Saddam Hussein een misdadiger is”, zegt Jim Paul van het Global Policy Forum, een van de organisaties achter de oproep. „Maar sancties die de gehele bevolking treffen, zijn niet de manier om hem weg te krijgen.” Vervang de algemene sancties door gerichte strafmaatregelen die alleen de Iraakse leiders treffen, stellen de ngo’s voor. De politieke elite van Afghanistan, Liberia en Angola werd de voorbije jaren bijvoorbeeld onder druk gezet door hun visa te weigeren of hun rekeningen in het buitenland te bevriezen. Maar de twaalf ngo’s stellen ook dat Irak alleen de weg naar de normaliteit zal terugvinden als het land niet langer constant onder militaire dreiging blijft staan.
De twaalf, waaronder de Britse afdeling van Save the Children en de Arabische Commissie voor de Mensenrechten, brengen in herinnering dat verscheidene onafhankelijke studies de gevolgen van de sancties voor Iraakse kinderen hebben gedocumenteerd. Uit al die onderzoeken blijkt dat de kindersterfte in Irak de voorbije jaren sterk is toegenomen. „Geloofwaardige schattingen doen aannemen dat het handelsembargo aan minstens 400.000 kinderen het leven heeft gekost.”
Het VN-kinderfonds (Unicef) stelde vier maanden geleden ook al dat 22 procent van de jonge Iraakse kinderen chronisch ondervoed is. Volgens de auteurs van de studie draagt de Iraakse regering een grote verantwoordelijkheid voor de ellende waarin de bevolking van het land moet leven. De VN-sancties kwamen er omdat Irak Koeweit was binnengevallen, en bleven van kracht omdat Irak zich niet wilde plooien naar de verplichting om de productie van massavernietigingswapens helemaal stop te zetten en dat door internationale inspecteurs te laten controleren.
Maar ook de Veiligheidsraad houdt zich niet aan zijn verplichtingen, „vooral door na te laten de rechten van Iraakse kinderen te beschermen, die buiten verhouding hebben geleden onder de sancties.” Volgens de auteurs van de studie zou de Veiligheidsraad ook op geregelde tijdstippen de humanitaire effecten van de sancties moeten onderzoeken. De ngo’s richten hun pijlen vooral op de VS en Groot-Brittannië, die met hun vetorecht tot dusver alle pogingen hebben verhinderd het algemene handelsembargo tegen Irak op te heffen.
Na hevige protesten van humanitaire organisaties stonden ze in 1995 wel toe dat Irak weer een beperkte hoeveelheid olie uitvoerde, om met de opbrengst daarvan voedsel en medicijnen te kopen. Maar volgens de twaalf ngo’s levert dat programma te weinig geld op om de humanitaire crisis in Irak te bezweren, en biedt het ook helemaal geen perspectieven voor de langere termijn. China, Rusland en Frankrijk, de drie andere permanente leden van de Veiligheidsraad, hebben al wel aangegeven de bestaande sancties uit humanitaire overwegingen te willen opheffen, weliswaar onder bepaalde voorwaarden.