„Nederland benadert elk kind individueel”
APELDOORN - Nederlandse artsen weigeren intensieve zorg te verstrekken aan kinderen die zijn geboren voor de zesentwintigste zwangerschapsweek, betoogde prof. H. de Vlieger van het Academisch Centrum in Leuven gisteren in de Belgische krant De Morgen. „Een onjuist beeld”, aldus voorzitter prof. H. N. Lafeber van de sectie neonatologie van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK).
Helemaal gelukkig met de manier waarop De Morgen zijn woorden heeft weergegeven is De Vlieger niet. „Volgens die krant zou ik ook hebben gezegd dat Nederlandse echtparen er bij een dreigende vroeggeboorte steeds vaker voor kiezen in een Vlaams ziekenhuis te bevallen. De reden daarvoor zou zijn dat Nederlandse ziekenhuizen weigeren intensieve zorg te verstrekken aan kinderen die zijn geboren voor de 26e zwangerschapsweek.”Dat hij dit zou hebben beweerd, ontkent de Belgische neonatoloog ten stelligste. „Ik heb de redacteur verteld dat ik ooit één ouderpaar heb gehad dat vanuit Nederland was doorverwezen, omdat het ziekenhuis in kwestie overbezet was. De moeder is hier bevallen na 24 weken zwangerschap. Nadat zij en haar kindje uit het ziekenhuis waren ontslagen, bedankte zij ons schriftelijk voor de behandeling. Daarbij schreef zij: „In Nederland zou ons kindje het nooit hebben gered, want daar ziet men bij een bevalling na een zwangerschapsduur van minder dan 26 weken standaard af van intensieve zorg.” Andere, vergelijkbare voorvallen heb ik nooit meegemaakt.”
De Vlieger bevestigt wel te hebben gezegd dat Nederlandse ziekenhuizen afzien van intensieve zorg bij een geboorte na minder dan 26 zwangerschapsweken. „Een enkel Nederlands ziekenhuis legt de grens bij 25 weken, maar kinderen die voor de 26e zwangerschapsweek zijn geboren komen bij mijn weten in Nederland over het algemeen slechts in aanmerking voor palliatieve zorg. Overigens vind ik die keuze heel goed te verdedigen. Medici denken nu eenmaal verschillend over de vraag op welk ogenblik de intensieve zorg het best kan worden gestart.”
Volgens voorzitter prof. H. N. Lafeber van de sectie neonatologie van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) is het beeld dat De Vlieger van de Nederlandse richtlijnen heeft, onjuist. „Net als in België ligt ook in Nederland de grens bij 24 weken. Bij geboortes binnen de termijn van 24 tot 26 weken is in de tien daarvoor aangewezen perinatale centra alle ruimte en tijd om met aanstaande ouders te bespreken hoe hun aanstaande kinderen het best behandeld kunnen worden. Ik kan verzekeren dat ieder ouderpaar en ieder kind individueel worden benaderd en dat er samen met de ouders naar de juiste oplossing wordt gezocht.”
De richtlijnen bieden voldoende flexibiliteit om te stellen dat er geen enkele noodzaak is uit te wijken naar België, zo stelt Lafeber. „Mocht zich dit ooit voordoen, dan zou ik Belgische neonatologen juist willen vragen het ouderpaar te verwijzen naar het dichtstbijzijnde perinataal centrum in Nederland. Gegarandeerd zal een gespecialiseerd team uitvoerig de mogelijkheden met deze ouders bespreken. Als mensen ons vanuit hun geloof vragen te beloven ons uiterste best te zullen doen, accepteren we dat.”
Wat doet u bij een bevalling rond de 24e levensweek?
„Als na zorgvuldig onderzoek alles erop wijst dat de zwangerschap inderdaad in de 23e of 24e week zit, zijn we terughoudend met geboortebespoedigende ingrepen als de keizersnede. Is een bevalling desondanks niet te vermijden, dan doen we meestal in eerste instantie niets.
Ademt het kindje niet, dan zien wij ook af van reanimatie. Als er wel ademhaling is, geven we liefde en ondersteuning. De natuur bepaalt vervolgens wat er gebeurt.
Onder de 24 weken gaan we dus niet routinematig aan de slag, maar er zijn geen richtlijnen die voorschrijven dat we in bepaalde situaties al op voorhand niet behandelen. Elk kindje is weer anders en daarom zijn er ook algemene richtlijnen met daarbinnen enorme marges om met ouders in overleg te gaan. Tussen 25 en 26 weken wordt uiteraard ook intensief overlegd met ouders en gaan we in principe tot behandeling over. Vanaf 26 weken doen we alles, tenzij er aanwijzingen zijn dat het echt niet gaat.”
Lafeber zegt de NVK-richtlijnen in overeenstemming te kunnen brengen met zijn geloof. „God heeft mij de mogelijkheid en de middelen gegeven om de mensheid te dienen. Bij het afleggen van de eed heb ik beloofd dat te zullen doen. Maar dat wil niet zeggen dat je de techniek die er nu eenmaal is zo maar moet toepassen. Sommige kinderen wil God buiten ons zicht eerder tot Zich roepen dan wij als mensen hadden gepland.”
In welke situaties behandelt u niet?
„We zien af van behandeling als het kindje bij de geboorte duidelijk onrijp is. Als je gelijk bij de geboorte al 100 procent zuurstof moet geven en de longetjes al bij het eerste pufje kapot klappen, gaat het gewoon niet. Als je dat toelicht vanuit je geloof, zijn er nooit misverstanden. In de 27 jaar dat ik nu in dit vak zit heb ik een dergelijk besluit ook regelmatig met strenggelovige ouders moeten nemen, zonder dat het ooit tot conflicten heeft geleid.
Sommige besluiten bezorgen mij soms slapeloze nachten. Dan denk ik met name aan baby’s die na een voldragen zwangerschap tijdens de geboorte te maken kregen met een groot zuurstoftekort. Vanuit je geloof laat je die kinderen in leven. Maar het bestaan dat ze in een inrichting tegemoet gaan, kan zo zwaar zijn dat ik me afvraag: „God, waarom?” Bij te vroeg geborenen is die strijd minder. Iedere leek kan zien dat daar een grens is, waaronder het soms gewoon niet gaat.”