Stopwatchcultuur
Stopwatchcultuur. Dat is een van de weinige zinnige woorden die PvdA-lijsttrekker Bos tot nu toe heeft laten horen. In een tv-debat waarin Balkenende en Bos het tegen elkaar opnamen, probeerde Bos gaten te schieten in het sociale gezicht van het CDA. Of hij daarin is geslaagd, daarover verschillen de meningen, maar hij had gelijk toen hij zei dat in de zorgsector steeds meer een stopwatchcultuur ontstaat.
Het is echter de vraag of de PvdA wel een goede oplossing heeft om die zogenaamde stopwatchcultuur te doorbreken.Oppervlakkig gezien houdt de stopwatchcultuur in dat processen in de zorg onder druk van buiten efficiënter worden gemaakt, en dus minder tijd en geld kosten. Feitelijk houdt een stopwatchcultuur echter veel meer in dan een zekere dwang om de efficiëntie te verbeteren. Naar mijn beleving is een stopwatchcultuur een soort cultus, bijna een soort geloof van verzekeraars, politici, managers, economen, procesdeskundigen en wat dies meer zij, waardoor zij menen dat alle bezigheden van zorgverleners in tijd en dus in geld zijn uit te drukken. De achterliggende gedachte is dat alle zorgprocessen kunnen worden beoordeeld en vervolgens kan daarop worden beknibbeld.
De stopwatchcultuur zorgt op twee manieren voor problemen. Er zijn mensen die denken dat de zorg voor een pati? net zoiets is als een onderhoudsbeurt aan een auto. Bezigheden zoals banden verwisselen en olie verversen kun je uitstekend plannen en de verschillen tussen autoâ€?s zijn relatief klein. Maar patiënten zijn gelukkig geen auto’s. Ze zijn technisch veel ingewikkelder, er kunnen veel meer dingen fout gaan en ook nog op veel meer verschillende manieren. Het grootste verschil is misschien wel dat een patiënt praat en dat van de zorgverlener mag worden verwacht dat hij terugpraat. Dit sociale aspect vormt voor veel werkers in de zorg een bron van inspiratie en motivatie voor hun werk, maar het kost wel tijd. Veel tijd soms. En tijd is geld, dus praten is duur, en het is niet gemakkelijk te plannen.
Anderzijds neemt de hoeveelheid administratieve taken en regels sterk toe, waardoor opnieuw een aanslag op de beschikbare tijd wordt gedaan.
Nu de marktwerking haar intrede moet doen in de zorg bestaat de neiging om overal de kaasschaaf nog eens over te halen. Op dit moment lijden ook de thuiszorg en de verpleeghuiszorg daar sterk onder. De verzorgende heeft precies een paar minuten de tijd om bij een cliënt de gehoorapparaten in te doen, maar de cliënt kan geen gebruikmaken van die gehoorapparaten, want voor een praatje heeft de verzorgende geen tijd.
Natuurlijk moet marktwerking ook stimuleren tot nieuwe initiatieven. In de echte markt worden initiatieven veelal genomen als er een financiële prikkel van uitgaat. In de zorg kent men schijnbaar maar één soort financiële prikkel, samen te vatten als besparing, bezuiniging en efficiëntie. Het omgekeerde, initiatieven belonen met extra financiële middelen, is een zeldzaamheid. Het sleutelwoord lijkt: met een stopwatch in de hand kom je in het hele land.
Marktwerking houdt ook klantgerichtheid in. Ik zou zorgverleners en verzekeraars daarom willen uitdagen om een klantgerichte polis samen te stellen waarbij juist extra tijd wordt ingekocht voor het sociale aspect van de zorg. De zorgverlener krijgt dan meer tijd voor goede communicatie of een sociaal praatje met de cliënt en de klantgerichtheid neemt toe.
Zo’n polis zou ontdaan kunnen worden van vergoedingen voor onzinnige behandelingen zoals homeopathie en voetzoolreflextherapie en andere occulte, ongeoorloofde of onnodige behandelingen, zodat het wellicht niet eens zo veel extra hoeft te kosten voor de cliënt. Dat lijkt mij een mooi voorbeeld van marktwerking.
Wouter Bos kan wel hard roepen dat de stopwatchcultuur moet ophouden, maar hij is tegen marktwerking in de zorg, dus dit idee zal hij niet snel steunen. Als er meer geld moet komen, wordt dat niet op een creatieve manier gedaan, zoals in de echte markt, maar wordt de patiënt gewoon zwaarder belast. Wouter Bos presenteert de Nederlander een sigaar uit eigen doos, of hij moet weer een draai gaan maken…
De auteur is arts in het Universitair Medisch Centrum Groningen.