Binnenland

Mayday, mayday; reddingsmuseum in nood

DEN HELDER - Het Nationaal Reddingsmuseum Dorus Rijkers in Den Helder is in nood. Niet door zware stormen, maar door hoge kosten. Als er niet snel geld op tafel komt, moet het museum sluiten. Alleen de gemeente of een sponsor kan zinken voorkomen.

10 November 2006 10:41Gewijzigd op 14 November 2020 04:16
DEN HELDER – Het is financieel zwaar weer voor het Nationaal Reddingsmuseum in Den Helder. Directeur H. Stapel: Bezoekers willen tegenwoordig in een museum wat kunnen beleven. Dat kan hier volop, maar daardoor maken we wel veel kosten. Foto Albert Vermeul
DEN HELDER – Het is financieel zwaar weer voor het Nationaal Reddingsmuseum in Den Helder. Directeur H. Stapel: Bezoekers willen tegenwoordig in een museum wat kunnen beleven. Dat kan hier volop, maar daardoor maken we wel veel kosten. Foto Albert Vermeul

„Mayday, mayday, this is Radio Scheveningen calling.” Dringend klinkt de noodkreet door de donkere tunnel waarin de aanvaring van het Cubaanse vrachtschip Oriënte met het Noorse schip Stavfjord wordt nagebootst. De bodem trilt, het zicht is beperkt door rookwolken en het geraas van kolkend water overstemt de hulpkreten van drenkelingen.„Nu zou de reddingsboot te voorschijn moeten komen” legt directeur H. Stapel van het reddingsmuseum uit. Maar het scherm blijft zwart. „Waarschijnlijk is er een projectorlamp kapot. Die dingen hebben een levensduur van tien maanden en kosten 500 euro per stuk”, aldus Stapel. „Dergelijke simulaties zijn duur qua onderhoud. Maar bezoekers willen tegenwoordig in een museum wat kunnen beleven. Dat kan hier volop, maar daardoor maken we wel veel onkosten.”

Dicht
Behalve aan onderhoud is het museum ook veel geld kwijt aan huur: 71.000 euro per jaar, te betalen aan de gemeente. Ook stookkosten hakken er stevig in: 80.000 euro per jaar. Om die te beperken gaat het museum voortaan in de winterperiode dicht. De personeelskosten zijn laag, volgens Stapel. Hijzelf is voor anderhalve dag in dienst, zijn secretaresse is een stagiaire van het roc. Veertig vrijwilligers bemannen de kassa en de varende reddingsboten, die voor het museum aangemeerd liggen. De enige fulltimebaan is voor de conservator.

Toch zijn de inkomsten bij lange na niet genoeg om de kosten te dekken. Het museum verhuisde drie jaar geleden naar de Rijkswerf, met het nautisch attractiepark Cape Holland als buurman. De prognoses deden vermoeden dat de bezoekersaantallen omhoog zouden vliegen. Inmiddels is Cape Holland failliet en kwamen er vorig jaar slechts 15.000 bezoekers naar het reddingsmuseum. De subsidie van de gemeente is al tien jaar hetzelfde: 87.000 euro. Al met al niet toereikend om het museum draaiende te houden.

Stapel zoekt zijn heil vooral bij de gemeente. „Als wij geen huur zouden hoeven te betalen, zouden we al voor een groot deel gered zijn. Andere musea hoeven dat ook niet. Verder zouden we eigenlijk een goede sponsor moeten hebben, die een ton per jaar wil bijdragen.”

Storm
De gemeente Den Helder vindt dat het museum zijn eigen broek moet ophouden en de bezoekersaantallen maar omhoog moet zien te krijgen. Stapel is dat ook wel van plan, maar zegt dat de door Den Helder gewenste 80.000 bezoekers per jaar onhaalbare kaart is. „Wij zitten hier niet in de Randstad. We mogen al blij zijn als we de 30.000 halen.”

Ondertussen is er halverwege een sombere novemberdag in het museum nog geen bezoeker geweest. Vier vrijwilligers zitten bij de kassa met elkaar te praten. Het geluid van de stormwind loeit door een grote hal waar oude reddingsboten bij elkaar staan. De storm zelf is te voelen in de windtunnel waar bezoekers kunnen ervaren hoe het is om in windkracht 10 te moeten uitvaren.

Op de eerste verdieping verdwijnt een model van het fregat De Vreede onder de golven. De mislukte redding van de opvarenden en de verdrinkingsdood van zes van de zeven redders was in 1824 aanleiding om de Noord-Hollandse Reddingmaatschappij op te richten. Niet lang daarna volgde de Zuid-Hollandse tak.

Vooral in Den Helder hadden de redders het druk. De Helderse visser Dorus Rijkers heeft meer dan 500 mensen gered. Hij was volgens Stapel in 1925 naast koningin Wilhelmina de bekendste Nederlander. In twaalf gemeenten -van Terneuzen tot Delfzijl- zijn straten naar hem genoemd. De 700 gezinnen die in deze straten woonden, kregen vorig jaar allemaal een uitnodiging om gratis naar het museum te komen. Honderd gezinnen maakten hiervan gebruik.

„Goed voor de naamsbekendheid”, vindt Stapel. „Het is een teken dat we aan de weg timmeren. Maar zonder financiële steun van de gemeente redden we het niet. Dan moeten we sluiten of naar een andere kustplaats verhuizen. Dat zou kapitaalvernietiging zijn, want wij hebben dit gebouw drie jaar geleden voor een half miljoen laten inrichten. Bovendien hoort het reddingsmuseum gewoon in Den Helder. Onze stad is de bakermat van het reddingwezen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer