Geschonden
Adam en Eva waren de eersten van het menselijk geslacht. Zolang zij zich hielden aan de gezegende bepalingen van hun gerechtigheid, waren ze als hemelse sterren. Beiden waren de schoonste sieraden van de aardbodem en niet minder dan de sterren.
De sterren stonden zeer hoog verheven in hun plaats. Zo waren Adam en Eva ook beiden door hun getrouwe Schepper gesteld op een hoge troon van eer.Zoals die edele schepselen zich met zo’n helder licht in de nacht vertonen, heeft ook Gods dierbare evenbeeld met een heilige luister geblonken. Maar deze sterren zijn gevallen en de rode draak heeft ze als met zijn staart naar beneden gerukt. Wij mogen van hen spreken: „Hoe zijt gij van de hemel gevallen, gij schone morgenster” (Jesaja 14:23).
De val van de sterren zou een zekere voorbode zijn van het laatste oordeel en de verschijning van Christus op de troon van het algemeen gericht. Toen de edele sterren Adam en Eva zich plotseling wierpen uit de zitplaats van hun onschuld, was die val een onfeilbare voorbode van het eerste oordeel dat die grote Rechter met de afvallige en ondankbare mens zou houden. Geen wonder, want zij moesten weten welke misdaad zij tegen de geschonden Majesteit hadden bedreven.
Thomas Alberthoma, predikant te Groningen (”De richter in het paradijs”, 1667)