Verzoening als voorwerp van studie
Titel: ”Met andere woorden… Onderzoek naar de verzoeningsgedachte in het Evangelie van Johannes. Een narratieve analyse”
Auteur: H. C. Couprie
Uitgeverij: VU, Amsterdam, 2006
ISBN 90 5383 997 6
Pagina’s: 386
Prijs: € 35,-;
Titel: ”Verzoening tussen God en mens in Christus”
Auteur: Guda H. Borger-Koetsier
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2006
ISBN 90 239 2129 1
Pagina’s: 336
Prijs: € 29,50.Het leverde stof op voor twee proefschriften aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Het onderwerp verzoening zal ook wel bestudeerd blijven worden. De proefschriften van H. C. Couprie en mevrouw G. H. Borger-Koetsier leveren waardevolle informatie op. En tegelijkertijd blijft de vraag na lezing over: Zijn we nu echt verder gekomen en hebben we echt iets geleerd van wat verzoening is?
Beide proefschriften hebben iets opvallends. Allereerst de auteurs. H. C. Couprie is een zeventiger die eerder voor het CDA in de Tweede Kamer zat. Mevrouw Borger, zo vertelde ze in een interview met deze krant, heeft preekbevoegdheid en kerkt tegelijkertijd graag in een Gereformeerde Bondsgemeente in Amsterdam.
De boeken zelf vallen ook op. Coupries proefschrift is keurig uitgegeven, maar ook voorzien van een nogal Rooms aandoende omslag. Het boek van mevrouw Borger heeft een moderne omslag die ik niet begrijp. Vervelend zijn de onheldere letters op het gelige papier.
Ook de inzet is opvallend. Couprie onderzocht het Evangelie van Johannes op het punt van de verzoening, terwijl het woord verzoening niet één keer in het Evangelie voorkomt. Coupries onderzoek leunt sterk op de zogeheten narratieve analyse. Deze spoort bepaalde thema’s en symbolen op die Bijbelschrijvers gebruikten en probeert achter de verteltechnieken door te dringen tot de eigenlijke boodschap.
Langs die weg komt Couprie tot de slotconclusie dat de verzoeningsgedachte een wezenlijk deel uitmaakt van de theologie van Johannes. Zowel in de prediking van de Heere Jezus als in wonderen -bijvoorbeeld de genezing van de blindgeborene en de opwekking van Lazarus- en gelijkenissen -bijvoorbeeld de goede Herder- klinkt de gedachte van Zijn verzoenend lijden en sterven duidelijk door.
Een groot minpunt van deze literaire benadering van de Schrift is dat velen in dit spoor de Bijbel vooral zien als een literair kunstwerk. De vraag of het werkelijk geschiedenis is wat we in de Bijbel lezen komt dan op de tweede plaats te staan. Couprie probeert aan deze eenzijdigheid te ontkomen. Johannes heeft, zo lezen we, onder de inspiratie van de Heilige Geest wezenlijk de geschiedenis van Jezus Christus willen beschrijven.
Toch komt Couprie binnen het raamwerk van zijn narratieve analyse tot uitspraken die vragen oproepen. Wat moeten we met de opmerking: „Johannes gebruikt de titel, namelijk van Logos, vooral om de goddelijkheid van Jezus te benadrukken. De Logos was bij God en het Woord was God, zonder identiek te zijn aan God Zelf.” Is de Heere Jezus de eeuwige Zoon van God -zo is het!- of de Zoon van de eeuwige God? Is er niet meer dan een ”unieke relatie” tussen de Zoon en de Vader?
Zonde
Eerlijk spreekt Couprie de Schrift na dat het wezen van de zonde is een niet werkelijk kennen van God en Zijn Zoon. „Dit vormt de kern van het zondige bestaan.” Daarom is verzoening nodig. Maar wat is verzoening? Couprie ontkent namelijk de gedachte van de genoegdoening door de kruisdood van de Borg. Verzoening betekent volgens hem dat God Zijn Zoon uit liefde voor de wereld aan de kruisdood onderwierp. De kruisdood is in dit geval niet een betaling aan Gods recht, maar een zelfopoffering. Het doel is dan dat de gelovige die opziet naar het kruis en zijn heil van Jezus’ zoenoffer verwacht, eeuwig leven zal ontvangen. Van plaatsbekleding wil Couprie wel weten, maar niet van de verzoening door voldoening aan Gods geschonden recht. Maar welke betekenis heeft dan nog het bloed dat Christus stortte?
Couprie staat met zijn opvattingen niet ver van mevrouw Borger af. Zij schreef een meer historische dissertatie. Aanleiding voor haar onderzoek is een aantal discussies over verzoening in de twintigste eeuw. Voor het gevoel van de promovendus veroorzaakten die meer verwarring dan duidelijkheid. Door de opvattingen over verzoening in de loop der eeuwen te schetsen, probeert mevrouw Borger die duidelijkheid te bevorderen. Ze trekt de lijnen vanuit de Vroege Kerk via Anselmus en Abealardus naar de twintigste eeuw. Zij beschrijft theologen als F. W. A. Korff, K. H. Miskotte en A. A. van Ruler. Verder krijgen we inzicht in de ideeën van bestrijders van de klassieke leer van de verzoening. En die zijn er nogal wat! We hoeven maar de namen te noemen van P. Smits, H. Wiersinga, H. M. Kuitert en C. J. den Heyer. Het is aangrijpend hoeveel theologen te hoop gelopen zijn tegen de leer van verzoening door voldoening. Vooral de overtuiging dat aan Gods gerechtigheid genoeg moest geschieden en dat er betaald moest worden voor de zondeschuld (zie de Heidelbergse Catechismus) is voor velen onverteerbaar.
Persoonlijke visie
Mevrouw Borger beperkt zich niet tot een historische analyse. Het lijkt of ze met haar proefschrift de verschillende posities met elkaar wil verzoenen om vervolgens belijdend te spreken over de verzoening. Zo wil ze overwegingen geven voor het „verdere denkproces inzake een eigentijds geformuleerd belijdend spreken aangaande de verzoening tussen God en mens in Christus.”
Helaas moeten we zeggen dat we dit denkproces niet kunnen volgen, omdat we er een doodlopende weg in zien. De promovendus komt bijvoorbeeld tot de conclusie dat God „niet vanwege het bloed of vanwege een al dan niet plaatsvervangende dood de gelovigen in Christus wil heiligen, maar omdat Jezus van Nazareth gedurende Zijn hele leven en ten einde toe heeft volgehouden de wil van God te doen.” Deze gedachte wordt op verschillende fronten uitgebouwd. Voor mij blijft er een beklemmende vraag over bij dit proefschrift: Is de Heere Jezus dan toch slechts een buitengewoon trouwe profeet die in het spoor van het Oude Testament opriep tot bekering? Zijn de woorden van de Borg tot de Emmaüsgangers -”moest de Christus niet al deze dingen lijden”- tevergeefs uitgesproken? Mag de kracht van het woordje ”moeten” -een Goddelijk moeten naar Gods raad- zo simpel weggeëxegetiseerd worden als in de studie gebeurt?
Onbevredigdheid
De waardevolle elementen in beide proefschriften nemen een gevoel van onbevredigdheid niet weg. Duidelijk is dat beide studies een ander uitgangspunt hebben dan die van onze gereformeerde belijdenis. Het brengt tot andere ideeën, die op sommige punten waard zijn om te overdenken, maar die in zijn geheel een gevoel van vervreemding achterlaten. De vraag blijft: helpen de talrijke studies over verzoening ons echt verder om persoonlijk de noodzaak van de verzoening te beleven? Want daar komt het toch op aan.