Geen belofte voor deserteurs
EDE - „De geestelijke wapenrusting in Efeze 6 voorziet niet in rugdekking. Vluchten is er niet bij. Voor deserteurs is er geen belofte”, zegt prof. dr. J. Hoek over de positie van de christen in het publieke domein. Een CSFR-congres over dit thema, ter gelegenheid van het elfde lustrum van de studentenvereniging, werd zaterdag in Ede bezocht door 250 leden en oud-leden.
Prof. dr. J. Hoek, bijzonder hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond aan de Theologische Universiteit Kampen, stelde dat de relatie van de kerk tot de komende Christus volstrekt bepalend is voor haar identiteit en voor de wijze waarop zij in de wereld staat. „Voor gereformeerde christenen is het vormen van een tegencultuur een noodzaak om weerbaar te blijven in deze tijd. De kerk is er niet in de eerste plaats voor de wereld, ze is er in de eerste plaats voor haar Bruidegom. Dit gaat echter niet ten koste van de bewogenheid met de wereld.”De kerk is strijdbaar én lijdzaam. „Haar lijdzaamheid is echter geen lijdelijkheid. Haar geloof in het komende koninkrijk Gods voedt haar verzet tegen alles wat haaks staat op dat koninkrijk. We moeten niet in onze schulp kruipen, maar paraat zijn en op het appel verschijnen”, aldus dr. Hoek.
Marktaandeel
Prof. dr. G. G. de Kruijf, hoogleraar in de christelijke ethiek te Leiden, hoort al veertig jaar over groeiende vrije gemeenten en leeglopende kerken. Moet de kerk niet beter inspelen op de religieuze behoeften van de markt? Prof. De Kruijf: „De kerk is geen instelling ter bevordering van het religieuze leven. Een religieuze revival is voor de verkondiging van Jezus Christus geen voordeel en geen nadeel. Religieus zijn zegt niets over Jezus Christus belijden. Het is niet de zorg van de kerk of ze met haar missie wel voldoende marktaandeel verwerft. Niettemin doet het ook met mij iets als je dertig jaar werkt in een onderneming die elk jaar verlies maakt.”
De kerk als instituut kan niet meer op haar strepen staan, aldus de ethicus. „Synodes moeten meer representeren dan besturen. En representatie vereist meer mandaat. De slimme leider van de synode zal het grote belang inzien van consultatie van synode en vooral van de classicale vergadering.”
De Leidse ethicus zag vooral heil in „voorbeelden van gelovig leven”, een authentiek getuigenis van waarom mensen „de roep van Jezus volgen.” „Authenticiteit kan ik beter bij Johannes en Paulus plaatsen dan apologetiek. Maar hoe dan ook: de theologie moet zich koortsachtig richten op spreken over God vandaag, puttend uit de bronnen maar niet schuilend in de bronnen.”
Kerk en staat
E. van Middelkoop, senator voor de Christen Unie, stelde dat de partijvorming op confessionele grondslag een cultureel relatief antwoord is op de roeping van de christen tot het dragen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. „De kerk en de staat, daar kan en mag ik niet omheen, de rest is instrumenteel en variabel. Beide instituten, zowel de kerk als de staat, zijn zwak. En dat zal ons een zorg moeten zijn.”
Over het publieke domein wordt volgens hem in de CSFR-bundel ”Strijdbaar of lijdzaam” betrekkelijk weinig gezegd. „Misschien wel omdat wij als christenen nog vaak vooral met onszelf bezig zijn, met het heimwee naar de verdwenen tijd van de ”protestantse natie”, met de pijn om de secularisering, met de onwennigheid te leven als godsdienstige minderheid in eigen land en de verlegenheid met en angst voor de islam. Het is allemaal heel begrijpelijk, maar even weinig vruchtbaar.”
De senator heeft weinig vertrouwen in het gefilosofeer over een bondgenootschap van orthodoxe christenen en moslims. „De moslims die ik in het publieke domein tegenkom, zijn mij vreemder naarmate ze meer religieus zijn. Religie is geen aandoening die christenen en moslims gemeen hebben. Religie is een geheel van levens- en wereldbeschouwing, staats- en maatschappijvisie en moraliteit. De islam, zo stelde de zendingstheoloog Kraemer terecht, is een terugval nog achter het jodendom.”
Islam
Middelkoop deed tijdens de discussie een pleidooi om niet alle liberalen als vijandig tegenover artikel 23 (vrijheid van onderwijs) te beschouwen. Niet allen zijn zo radicaal als Cliteur en Hirsi Ali, maar er zijn ook die gematigd en christelijk denken. Dr. G. van den Brink: „Waarom wel met liberalen en niet met gematigde moslims een bondgenootschap?” Van Middelkoop: „Je hebt hier te maken met twee verschillende bedreigingen. Als de links-liberale kritiek op de godsdienst opgeroepen is door de islam, moet je als christen duidelijk maken dat de ene godsdienst niet de andere is.”
Ook prof. De Kruijf wilde niet spreken van bondgenootschap met de islam, omdat het dan lijkt alsof islam en christendom ”compatibel” zouden zijn. „We hebben godsdienst zo geparkeerd in samenleving dat we er geen raad meer mee weten. Als dat het geval is, moeten we in de publieke ruimte onderscheiden wat echt godsdienstige noties zijn en wat niet en hoe we zelf in de politiek daarmee omgaan. Moslims hebben dit probleem bewust gemaakt, meer dan ooit tevoren.”
Dr. Hoek ziet in deze tijd een toenemende vraag om authenticiteit en beleving. „Wees daarom niet zuinig maar vrijmoedig met je verhaal.”