Zoektocht naar stoffelijk overschot Ken Saro-Wiwa
Nadat de voormalige militaire machthebbers in Nigeria schrijver en activist Ken Saro-Wiwa hadden opgehangen, waarschuwden veiligheidsagenten de grafdelvers hun mond te houden. Als zij zouden zeggen waar Saro-Wiwa en diens vrienden ter aarde waren besteld, zouden zij maar beter meteen hun eigen graf kunnen graven.
„Wij werden geheel uitgekleed en vier dagen zonder voedsel in een politiecel vastgezet”, herinnert zich Zorzor, een van de grafdelvers. „We huilden en we wisten dat als we ooit onze mond open zouden doen, er nog ergere dingen met ons zouden gebeuren.”
Zeven jaar later, na een regeringswisseling en een mentaliteitsverandering bij sommige politici, hebben Amerikaanse onderzoekers op een begraafplaats in Port Harcourt waarschijnlijk de stoffelijke resten van de internationaal bekende toneelschrijver opgegraven. Gerechtelijke deskundigen van de organisatie Artsen voor Mensenrechten brachten de beenderen en schedels naar boven van acht van de negen Ogoni-activisten die op 10 november 1995 werden geëxecuteerd nadat zij schuldig waren bevonden aan de dood van vier regionale leiders.
De 54-jarige Saro-Wiwa en de acht andere Ogoni-activisten voerden aan dat zij het slachtoffer waren van een campagne door de autoriteiten, die hun de mond wilden snoeren vanwege hun uitgesproken kritiek op het regime van dictator Sani Abacha en de olie-industrie. Hun protesten tegen het overheidsbeleid en het optreden van de oliemaatschappijen dwongen in 1993 de Koninklijke/Shell zich uit Ogoniland terug te trekken.
De executies leidden tot wereldwijde veroordeling en VN-sancties tegen Nigeria. In het land zelf groeide het verzet tegen het legeroptreden en nadat Abacha in 1998 aan een hartaanval was overleden, stemde zijn opvolger snel in met vrije verkiezingen.
Het Amerikaanse onderzoeksteam onder leiding van de antropoloog William Haglund hoopt via DNA-onderzoek van bloed van verwanten van de omgebrachte activisten met wetenschappelijke zekerheid te kunnen vaststellen welke stoffelijke resten van Saro-Wiwa zijn.
Aanvankelijk zag het er niet naar uit dat het onderzoek resultaat zou afwerpen. Beenderen zouden in zuur zijn vernietigd of in een massagraf bij elkaar zijn gelegd. Zorzor en andere voormalige grafdelvers herinnerden zich echter vrij nauwkeurig waar de graven waren gedolven, dicht bij een irokokoboom, de ruïne van een kerk en mierenhopen. Uiteindelijk werden in juli 2002 negen graven gevonden.
Eén graf bevatte het lijk van een vrouw en dat viel af, en één lijk is nog niet gevonden, zei Haglund. Saro-Wiwa was ongewoon klein van postuur en dat betekende dat hij gemakkelijker dan anderen viel te identificeren. Het DNA-onderzoek zal echter uitsluitsel moeten geven.
De zoektocht had nooit kunnen plaatsvinden als niet president Olusegun Obasanjo kort na zijn verkiezingsoverwinning in 1999 persoonlijk toestemming had gegeven. Ook met steun van de president duurde het nog lang voordat veiligheidsfunctionarissen en de lokale autoriteiten meewerkten. In 2000 begonnen de familie Saro-Wiwa en mensenrechtenactivisten de grafdelvers en een politieman te ondervragen die bij de begrafenis waren geweest. Pas vorige maand kwam de doorbraak in het onderzoek.
Ondertussen heeft de familie een eigen, symbolische teraardebestelling verzorgd van een lege kist met de boeken en de gouden pijp van de auteur in Bane, het boerendorp waar Saro-Wiwa werd geboren. Verder eisten de nabestaanden compensatie uit de nalatenschap van wijlen Abacha en diens naaste medewerkers, en verontschuldigingen van de staat voor de executies. Zij beschuldigen Shell ervan te hebben samengezworen met het regime van Abacha om het Ogoni-volk te terroriseren.
De familie ziet nu uit naar de echte begrafenis van het lichaam van Saro-Wiwa. „Wij willen de beenderen terug. Wij willen het hoofd terug. Wij willen dat onze man thuiskomt”, zegt Saro-Wiwa’s vader, de 98-jarige Jim Beesor Wiwa in Bane, zijn ogen nat van tranen.